Negatief resultaat

Oorzaken

Er wordt nogal eens geopperd dat een bacteriologisch onderzoek te vaak tot een "negatief resultaat" (= er worden geen kiemen gevonden) leidt. Hiervoor bestaan echter verschillende oorzaken.

  1. Afwezigheid van bacteriën. Het kwartier kan genezen zijn op het moment van de staalname. Een deel van de uierinfecties geneest immers spontaan.
  2. De bacterie werd niet uitgescheiden op het moment van de staalname. Sommige kiemen (een typisch voorbeeld hiervan is Staphylococcus aureus) worden niet constant uitgescheiden in de melk waardoor zelfs een correcte staalname niet leidt tot het vinden van de oorzakelijk kiem. Opnieuw bemonsteren zal heel vaak wel leiden tot het vinden van de mastitisveroorzaker. Hoe vlugger de monstername na het optreden van de eerste symptomen van mastitis uitgevoerd wordt, hoe efficiënter de pathogene kiem kan worden geïsoleerd.
  3. Aanwezigheid van kiemgroeiremmende stoffen. Melkstalen genomen van koeien die onder antibioticabehandeling staan of kort na de laatste behandeling (binnen de wachttijd) zullen bijna steeds een negatieve uitslag geven.
  4. Niet alle mogelijke mastitisverwekkers worden bij het standaard bacteriologisch onderzoek opgespoord. Een typisch voorbeeld daarvan is Mycoplasma.
  5. Selectie van de "verkeerde koeien"  Bij het uitselecteren van de koeien voor bacteriologisch onderzoek is het best om gebruik te maken van de “koe-attenties uiergezondheid” van de melkcontrole. Op deze uitslag staan immers een aantal koeien aangeduid als “BO”. Wanneer je deze koeien bemonstert, heb je de grootste kans dat door het bacteriologisch onderzoek de kiem die de verhoging van het celgetal veroorzaakt ook door het labo in de melk kan teruggevonden worden. Het bemonsteren van chronisch geïnfecteerde dieren (= celgetal reeds meer dan 3 opeenvolgende maanden verhoogd) heeft weinig zin aangezien het resultaat vaak negatief zal zijn en deze koeien ongeacht de oorzaak van de infectie het best zo snel mogelijk worden opgeruimd.