Isis Vandelannote over haar doctoraat: "On My Way: A Sociological Study on the Contextual Determinants of Higher Education Enrollment and Success."
(23-12-2021) Op 9 november verdedigde onderzoekster Isis Vandelannote succesvol haar doctoraatsthesis.
Sociale ongelijkheid in de in- en doorstroom in het hoger onderwijs
Een diploma hoger onderwijs – en zeker een masterdiploma – is gelinkt aan heel wat persoonlijke voordelen, zoals een betere gezondheid, meer jobzekerheid en een hoger inkomen (OESO, 2019). De keuze voor hoger onderwijs en de keuze voor een bepaald opleidingstype (hogeschool versus universiteit) zijn daarom waarschijnlijk de belangrijkste keuzes die leerlingen maken tijdens hun onderwijstraject. Hoewel we in het laatste decennium een duidelijke stijging zien in het aantal leerlingen dat het hoger onderwijs aanvat blijkt dat sociale ongelijkheid in de in- en doorstroom in het hoger onderwijs blijft bestaan. Leerlingen met een lage socio-economische achtergrond en etnische minderheden zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in het hoger onderwijs, en vooral aan de universiteiten, en ze zijn ook minder succesvol in het behalen van een diploma daar.
Sedert 1960 tonen studies aan dat de onderwijsprestaties van leerlingen beïnvloed worden door de schoolcontext. Echter, doorheen de jaren is de rol van de schoolcontext met betrekking tot de overgang naar het hoger onderwijs onderbelicht gebleven. Het doel van dit onderzoek was daarom tweevoudig. Ten eerste onderzochten we in welke mate de onderwijskansen, in termen van de in- en doorstroom in het hoger onderwijs, van leerlingen bepaald worden door de schoolcompositie van de middelbare school. Ten tweede zetten we een stap verder dan huidig onderzoek door schoolcompositie-effecten te verklaren. We zochten verklaringen voor de schoolcompositie-effecten in de sociale netwerken/relaties op school, de attitudes van leerlingen en de schoolculturen. Dit onderzoek bestaat uit 6 verschillende kwantitatieve studies waarvoor data van het International Study of City Youth-project (ISCY) gebruikt is. ISCY is specifiek gericht op het in kaart brengen van sociale ongelijkheid in de onderwijstrajecten van leerlingen doorheen het secundair en hoger onderwijs. Tussen 2013 en 2019 werd daarvoor een cohorte leerlingen uit het vierde middelbaar gevolgd voor zes opeenvolgende jaren. In Gent – de stad die voor België deelnam – participeerden 2354 leerlingen uit 30 middelbare scholen aan het project.
De rol van de schoolcontext: Schoolcompositie-effecten
Leerlingen in scholen met een lage(re) socio-economische compositie hebben minder kans om deel te nemen aan het hoger onderwijs, en dan nog vaker in hogescholen dan in universiteiten. De resultaten tonen aan dat leerlingen in scholen met een hoger percentage etnische minderheden niet benadeeld zijn bij de instroom in het hoger onderwijs, en/of universiteit. Tegelijk wil dit niet zeggen dat studenten met een migratieachtergrond geen barrières meer ervaren in het hoger onderwijs. Ondanks dezelfde cognitieve capaciteiten als hun medestudenten zonder migratieachtergrond, lopen personen met een migratieachtergrond vaker vertraging op in hun hoger onderwijstrajecten. Daarnaast blijkt dat leerlingen in lage socio-economische status scholen en etnische concentratiescholen vaker terug te vinden zijn in het TSO/BSO, wat hun kansen op hoger onderwijs hypothekeert. Deze studenten studeren minder vaak verder en dan nog vaker aan de hogeschool dan aan de universiteit. Als deze studenten instromen hebben ze vaker turbulente trajecten gekenmerkt door vertraging en het veranderen van studierichtingen, zowel binnen als tussen opleidingstypes (universiteit/hogeschool). Met andere woorden, bovenop het nadeel dat studenten van lage socio-economische -en migratieachtergronden ervaren in termen van in- en doorstroom in het hoger onderwijs, worden deze leerlingen nogmaals benadeeld door de sociale samenstelling van hun middelbare school.
Onderliggende mechanismen: sociale netwerken, attitudes en schoolcultuur
Sociale netwerken en de schoolcompositie
Uit de resultaten blijkt dat leerlingen vaker in het hoger onderwijs zitten, en vaker aan de universiteit studeren, als ze schoolliepen in een middelbare school waar er meer kwaliteitsvolle relaties waren tussen leerkrachten en leerlingen enerzijds, en leerlingen en hun medeleerlingen anderzijds. Het aantal ‘goede’ kwaliteitsvolle relaties op school vervult daarenboven een dubbele functie. Ten eerste blijkt dat leerlingen in scholen met een lagere socio-economische compositie minder vaak instromen in het hoger onderwijs, en in de universiteit, net omdat deze scholen gekenmerkt worden door minder kwaliteitsvolle netwerken/relaties tussen leerlingen en leerkrachten. Aan de andere kant blijkt dat het aantal goede kwaliteitsvolle relaties en netwerken tussen leerlingen en leerkrachten op school, het negatieve effect van het schoollopen in lage socio-economische status school te temperen. Het ontwikkelen van goede relaties tussen leerkrachten en leerlingen, en leerlingen en medeleerlingen, is daarom een belangrijke beleidsaanbeveling om sociale ongelijkheid op basis van de schoolcompositie in de keuze om aan de universiteit te studeren, tegen te gaan.
De schoolcompositie, attitudes en schoolculturen
Voorgaand onderzoek toonde al aan dat attitudes contextafhankelijk zijn: leerlingen in dezelfde schoolcontext ontwikkelen gelijkaardige attitudes. Gedeelde attitudes bij leerlingen binnen dezelfde school worden ook wel schoolcultuur genoemd. Meer bepaald blijkt dat de schoolcompositie samenhangt met bepaalde attitudes en schoolculturen, die op hun beurt de in- en doorstroomkansen van hun leerlingen beïnvloeden. De resultaten tonen, bijvoorbeeld, aan dat leerlingen in scholen met een hoger percentage etnische minderheden vaker naar de universiteit trekken omdat ze minder vaak wangedrag zoals spieken, en spijbelen, stellen. Ondanks dat het gaat over een eerder klein effect, lijken de resultaten aan te tonen dat scholen met een hoger percentage etnische minderheden gekenmerkt worden door een optimistische cultuur die hoger onderwijs, vooral aan de universiteit, stimuleert. Leerlingen in hoge socio-economische statusscholen zitten dan weer vaker in het hoger onderwijs, en in de universiteit, net omdat deze scholen gekenmerkt worden door hogere verwachtingsculturen bij leerlingen. Leerlingen in scholen met een lagere socio-economische compositie, daarentegen, zijn minder vaak ingeschreven in het hoger onderwijs, precies omdat deze scholen kampen met hogere zinloosheidsculturen.
De accumulatieve aard van sociale ongelijkheid
Uit het onderzoek blijkt dat de onderwijsvorm een van de belangrijkste determinanten is om in en door te stromen in het hoger onderwijs. Bovendien wijzen de resultaten uit dat zowel de schoolcompositie, de attitudes en schoolculturen – en dus ook de in- en doorstroom naar het hoger onderwijs – gestructureerd zijn naargelang de specifieke onderwijsvorm die aangeboden wordt. We concluderen daarom dat sociale ongelijkheid in de in- en doorstroom in het hoger onderwijs het resultaat is van sociale ongelijkheid eerder in het onderwijstraject, met name de overgang van het lager naar het middelbaar onderwijs. Die sociale ongelijkheid wordt verder bestendigd – en potentieel vergroot – doorheen het middelbaar door de schoolcompositie en de sociale netwerken, attitudes en schoolculturen die daar mee samenhangen. Tegelijk zijn de sociale netwerken, attitudes en culturen op school vatbaar voor interventies en verandering waardoor het belangrijke handvaten vormen voor het onderwijsbeleid, leerkrachten en directies om sociale ongelijkheid in de in- en doorstroom tegen te gaan.