Onduidelijke redenering

Hoe voorkom je een rommelige redenering?

 

  • Zoek een (kritische) proeflezer om (een stuk van) je tekst na te lezen. Vraag je proeflezer om het stuk hardop te parafraseren. Moet je je proeflezer bijsturen in zijn of haar interpretatie of heeft hij of zij vragen, dan heeft ook je tekst bijsturing nodig. Geef je proeflezer mondelinge toelichting tot hij of zij weer mee is in je verhaal. Die mondeling uitleg verwerk je vervolgens schriftelijk.
  • Een goede redenering opbouwen kost tijd. Schrijf je redenering eerst puntsgewijs uit in het klad. Duid de verbanden aan tussen die punten. Staan ze in een oorzaak-gevolgrelatie? Drukken ze een tegenstelling uit? Pas als je weet dat je redenering inhoudelijk goed zit, schrijf je de passage in volzinnen uit.
  • Toets je redenering aan het argumentatieschema van Toulmin.

Stel dat je onderstaande twee zinnen, namelijk het objectieve feit “Harry is geboren op Bermuda” moet verbinden met het standpunt “Harry is een Brits onderdaan”, dan zou je het signaalwoord ‘dus’ kunnen toevoegen.

Deze conclusie is echter niet voor iedereen zo logisch. Wist jij bijvoorbeeld dat iemand die op Bermuda geboren is, automatisch een Brits onderdaan is? Die rechtvaardiging voor de conclusie ontbreekt hier in de redenering. En je hebt die rechtvaardiging nodig om het verband tussen feit en standpunt duidelijk te maken. Of je die rechtvaardiging al dan niet uitschrijft, is afhankelijk van je opdracht. In een masterproef is het vaak voldoende dat je de bron weergeeft als onderbouwing van de relatie (zie: verder). In een reflectieverslag zal je echter minder vaak bronnen gebruiken, en moet je de rechtvaardiging neerschrijven. Schrijf je daarin bijvoorbeeld dat je verantwoordelijkheidszin hebt omdat je scoutsleider bent geweest, dan ontbreekt er een stap: Welke taken als scoutsleider maken je verantwoordelijk? Hoe heb je in de scouts al bewezen dat je verantwoordelijk bent?

Nu is je redenering nog niet compleet. Je moet de rechtvaardiging nog onderbouwen met een bron. Die ondersteunt je redenering. Vaak zal die ondersteuning bestaan uit wetenschappelijk onderzoek, maar bijvoorbeeld ook een wettelijke bepaling is mogelijk, of een algemeen aanvaarde taxonomie.
Tot slot moet je soms een nuance aanbrengen in je argumentatie. Dat kan op twee manieren: je kan je data nuanceren of uitzonderingen aangeven. Als je nuanceert, ga je het belang van je data afzwakken, bijvoorbeeld als je een kanttekening bij je data kunt plaatsen. Uitzonderingen kun je aangeven met signaalwoorden zoals ‘mits’, ‘tenzij’, ‘behalve’, enz.

Bv.

In het arrest van 10 mei 1995, Alpine Investments (C-384/93, Jurispr. blz. I-1141), artikel 59 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 49 EG) legde het Hof uit dat een lidstaat in beginsel geen nationale regeling mag handhaven die het dienstenverkeer tussen de lidstaten hindert. Zo’n nationale regeling kan enkel wanneer ze aan alle voorwaarden voldoet om te worden beschouwd als een regeling van algemeen belang. Daardoor is de verwijzende rechter van oordeel dat de extraterritoriale toepassing van de Luxemburgse bepalingen over het bankgeheim een ongerechtvaardigde belemmering van het grensoverschrijdend bankieren vormt.
o    Feit: Er is een extraterritoriale toepassing van de Luxemburgse bepalingen over het bankgeheim.
o    Standpunt: Die toepassing vormt een ongerechtvaardigde belemmering van het grensoverschrijdend bankieren.
o    Rechtvaardiging: Een lidstaat mag geen nationale regeling handhaven die het dienstenverkeer tussen de lidstaten hindert.
o    Onderbouwing: Het arrest van 10 mei 1995, Alpine Investments (C-384/93, Jurispr. blz. I-1141), artikel 59 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 49 EG)
o    Voorbehoud: Zo’n nationale regeling kan enkel wanneer ze aan alle voorwaarden voldoet om te worden beschouwd als een regeling van algemeen belang.

Bron

Toulmin, S.E. (2003). The uses of argument: Updated edition. Cambridge: Cambridge University Press