Werkwoordsvormen

Hoe vervoeg je een werkwoord?

    • Vertrek altijd vanuit de stam: dat is de infinitief - 'en'.

    Let op: z wordt s, v wordt f. bv. de stam van reizen is reis; de stam van leven is leef.

      • Vermijd dt-fouten door 'werken'  als voorbeeld te nemen. bv. ik werk, jij werkt (+t) MAAR Werk je? (geen t) werkt je moeder? (wel t)
        • Let op voor onregelmatige werkwoorden bv. gezwegen, bestraft.
          • Vorm correcte adjectieven van participia: participium + e.

            bv. Schrijf niet de vergrootte foto,  maar wel de vergrote foto
          • Denk bij de verleden tijden aan de stam.
                      - Eindigt die op een medeklinker uit 'T KoFSCHiP (synoniemen SoFT KeTCHuP en T FoKSCHaaP) ?
                        kuchen -> kuch:  hij kuch +te , hij heeft ge + kuch + t
                        - Eindigt die op een andere medeklinker?
                          plannen -> plan: hij plan +de, hij heeft ge + plan + d
                          - Eindigt die op een klinker?
                            naaien -> naai: hij naai + de, hij heeft ge + naai + d

                 

                Twijfel je?

                Consulteer L. POLLEFLIET: Schrijven van verslag tot eindwerk. Academia Press Gent, 2014. p.180-188 .

                Consulteer de algemene Nederlandse spraakkunst (ANS) online.