Hen, hun of ze
Hen
- Gebruik 'hen' voor personen als direct object.
bv. Ik zie hen. (verwijst bv. naar de kinderen)
- Gebruik 'hen' na een voorzetsel.
bv. Jij hebt aan hen een examen gegeven.
Hun
- Gebruik 'hun' als vervanging voor een voorzetsel + hen
bv. Wij hebben hun gevraagd het experiment te beschrijven. (hun= aan hen)
- Gebruik 'hun' als bezittelijk voornaamwoord voor de derde persoon meervoud.
bv. Die migratie heeft een grote invloed gehad op de geschiedenis van Afrika, de Afrikanen en hun talen.
- Gebruik 'hun' nooit als onderwerp of na een voorzetsel!
Ze
- Gebruik 'ze' voor personen en zaken als direct object. 'Hun' en 'hen' verwijzen enkel naar personen.
bv. Wij bezoeken ze (= de kinderen) EN Wij bezoeken ze (= de steden).
- Je kan 'ze' dus altijd gebruiken als direct object. Let erop dat het de onbeklemtoonde vorm is! In formeel taalgebruik klinken 'hun' en 'hen' verzorgder.