Formuleringen


Kies de juiste taal om te presenteren

  • Gebruik korte zinnen: splits lange zinnen op in twee of meer zinnen en schrap overbodige woorden. Vermijd het staccato-effect: te veel korte zinnen na elkaar die niet meer gekoppeld zijn. 
  • Maak eenvoudige, actieve zinnen: vertrek vanuit de basisstructuur van het Nederlands : Subject-Verbum-Object.
  • Gebruik vooral nevenschikking (en… en…, of… of….).
  • Kies voor een persoonlijke stijl: veel persoonlijke voornaamwoorden (ik, wij, jullie, je, …).
  • Kies eenvoudige, alledaagse woorden.
  • Spreek het publiek rechtstreeks aan met vragen en instructies.
  • Het is normaal dat je relatief veel onderbrekingen en onafgemaakte zinnen (eh, oké, …) maakt.

Gebruik volgende standaardzinnen

Structureer

 

  • Om te beginnen, ten eerste, eerst, …
  • Laat ons beginnen met … 
  • Mijn presentatie bestaat uit drie onderdelen: het eerste onderdeel is … het tweede is … en het derde is …
  • Voordat ik hier dieper op inga, zal ik eerst iets vertellen over…
  • Eerst wil ik uitleggen …
  • Daarna wil ik laten zien dat …
  • Ook wil ik iets vertellen over …
  • Bovendien wil ik aandacht besteden aan...
  • Dit brengt ons bij …
  • Vervolgens, daarna, dan, ten slotte, tot besluit, …
  • En dan kom ik nu bij …, Nu zijn we aanbeland bij …, Laat ons verdergaan met …
  • We hebben gezien dat dit voorstel vele voordelen heeft, maar helaas kleven er ook nadelen aan…
  • Ik heb net … besproken en dan wil ik het nu hebben over...
  • Tot hiertoe hebben we gezien dat …
  • En ten slotte wil ik graag met u in discussie gaan over…
  • Om te eindigen, tot besluit, om af te ronden, …

Som op

  • Ten eerste …, ten tweede …, ten derde …, ten slotte….
  • Het eerste onderdeel is…, het tweede onderdeel…
  • Allereerst …., vervolgens …, daarna…, ten slotte…

Wijs vooruit

  • Ik kom hier later op terug.
  • Dit punt zullen we later in detail behandelen…  

Wijs terug

 

 

  • Zoals ik daarnet al zei…
  • Zoals aangetoond bij punt drie …
  • Laten we even teruggaan naar het tweede punt ...

Contrasteer

  • Aan de ene kant …, aan de andere kant…
  • Enerzijds …, anderzijds …

Vat samen

 

  • Kortom, …
  • We kunnen dus concluderen dat …
  • Het is dus zo dat …
  • Geconcludeerd kan worden dat …
  • Uit het voorgaande is gebleken dat ….
  • Dit brengt me tot de conclusie dat …
  • Samenvattend kunnen we stellen dat …, Samenvattend … 
  • Nogmaals, …
  • Al met al …
  • Kort samengevat kan ik zeggen dat …
  • Ik vat even samen wat we tot hiertoe gezegd hebben...
  • Laten we dit even samenvatten…
  • Dus, om (even kort) samen te vatten

Herformuleer

  • Met andere woorden …
  • Wat ik wil zeggen is …
  • Anders gezegd: …
  • Om het met eenvoudige woorden te zeggen...

Illustreer

 

 

  • Neem bijvoorbeeld …
  • Bijvoorbeeld, …
  • Een voorbeeld maakt dit duidelijk: …
  • Ter illustratie, …

Verwijs naar (audio-)visuele middelen

 

 

  • Laten we deze cijfers eens nader bekijken…
  • De rode cijfers geven aan dat…
  • Zoals u op deze dia’s kan zien …  
  • De grafiek toont duidelijk aan dat …
  • Recent onderzoek toont aan dat …
  • Ik heb enkele sheets waarop u kan zien dat
  • Op de volgende dia ziet u dat …
  • Merk op dat … 

Geef het woord aan iemand anders

  • En nu zal [naam] iets vertellen over …
  • En nu zal [naam] iets laten zien over …
  • En hierna zal [naam] het hebben over …

Interageer met je publiek

  • Na de presentatie heeft u gelegenheid om vragen te stellen.
  • Als u vragen hebt, mag u me gerust onderbreken.
  • Is dit duidelijk?
  • Zijn er nog vragen?
  • Is hiermee uw vraag beantwoord?
  • Heb ik hiermee uw vraag beantwoord?
  • Daar kom ik later op terug.
  • Dat zal ik later bespreken.
  • Interessante vraag, maar daar weet ik (zo snel) het antwoord niet op. Als u straks uw emailadres aan mij geeft, zal ik later per mail uw vraag beantwoorden.