Moeilijkheden

 Het antwoord niet kennen

  • Wees eerlijk: zeg niet om het even wat als je het antwoord niet kent. Doe zeker niet alsof je het antwoord wel weet.
  • Stel een echo-vraag = Wie de vraag stelt, krijgt de vraag terug: bv. En u, wat denkt u? En u, wat zou u doen? U heeft misschien een mening over dit onderwerp?
  • Stel een spiegelvraag = Stel de vraag aan de hele groep: Kan iemand antwoorden op deze vraag? Kunnen wij er samen over nadenken?
  • Laat een specialist antwoorden
  • Stel de vraagsteller voor de info op te zoeken en deze op te sturen.

Tegenwerpingen beantwoorden

Antwoord rechtstreeks

  • zeg nooit nee-> zeg 'ja, maar'
  • zwak af: bv. Het aantal studenten is voor de helft teruggelopen kan je herformuleren tot “Er is inderdaad een zekere terugloop van het aantal studenten…”
  • gebruik 'juist daarom': bv.Een student kan heel moeilijk zijn = “Juist daarom vraag ik om in alle omstandigheden studentvriendelijk te zijn…”

Antwoord onrechtstreeks

  • preventief antwoorden = Heb je een kritische vraag waarvan je denkt dat ze zal gesteld worden? Verwerk ze zelf in de presentatie zodat de toehoorder ze niet meer kan stellen: bv. "Ik weet dat nu/hierbij de vraag opkomt…"
  • verwijzing: bv. "In onze brochure vindt u het antwoord op pagina 21."
  • afleiding: bv. "Uw vraag doet me denken aan wat studenten mij nogal eens zeggen..."

Antwoord niet

  • schermmethode: bv. "Als we daarop moeten ingaan, zijn we voor een hele tijd vertrokken. Een antwoord hierop vraagt een andere bijkomende uiteenzetting."
  • interpretatie (in het voordeel van de spreker): bv. "U bedoelt daarmee dat “delegeren” een belangrijk gevolg heeft op de tijdsindeling van het diensthoofd. Dat klopt. Maar binnen het ons toegemeten tijdsbestek, kunnen we hier nu niet verder op ingaan."

Omgaan met vijandige vragen

  • Negeer nooit de toehoorder want hij/zij kan zich tegen je keren.
  • Val nooit aan, beledig nooit= Breng een vraagsteller in publiek nooit in verlegenheid.
  • Reageer als een vraagsteller verkeerde dingen zegt.
  • Doe toegevingen = geef toe als de vraagsteller gelijk heeft: bv. "Ja, ik geef toe dat …. Maar..."
  • Ga niet in de clinch met een negatief ingestelde vraagsteller.
  • Oogcontact = Kijk na een tijdje weg van de vraagsteller naar alle toehoorders zodat je de reacties van de groep kan zien.