Gezonde koeien voor gezonde uiers

Multifactoriële aandoening

Mastitis is en blijft een multifactoriële aandoening. Heel wat factoren bepalen dus samen of een koe mastitis krijgt of niet, en of de uiergezondheid op het bedrijf goed is of niet. Naast de vele andere gekende factoren zoals de melkmachine, melktechniek en huisvesting, kunnen ook de aanwezigheid van sluimerende virusinfecties op het bedrijf zoals BVD en een slechte klauwgezondheid de uiergezondheid negatief beïnvloeden. Hou er ook steeds rekening mee dat koeien aankopen de nodige risico's met zich meebrengt voor de insleep van allerhande ziekten.

Bovine virale diarree

Wat is BVDBVC (Foto: J. Laureyns)

Bovine virale diarree (BVD) is een virusziekte die een brede waaier aan symptomen kan veroorzaken. Wanneer drachtige runderen besmet worden, dan kan dat zowel aanleiding geven tot vroege embryonale sterfte met opbreken, als tot verwerpen en aangeboren afwijkingen. Besmetting van de moeder gedurende de eerste 125 dagen van de dracht levert het grootste risico op, want dan kan er een drager of persistent geïnfecteerd (PI) rund geboren worden. Deze PI dieren verspreiden onafgebroken massale hoeveelheden BVD-virus en dat gedurende hun hele leven lang. Meestal echter sterven ze voor ze 2 jaar oud zijn (zie foto). In tegenstelling daarmee ontdoet een rund dat na de geboorte besmet wordt, zij het als kalf of later, zich na een tweetal weken van het virus. Daarbij zijn er meestal weinig of geen ziektetekens te zien, maar gedurende deze 2 weken durende besmetting zijn deze runderen gevoeliger aan andere infecties, doordat het BVD-virus de afweer ondermijnt.

Tot deze besmettingen die door een BVD-besmetting gemakkelijker aanslaan behoren ook de uierinfecties. In meerdere wetenschappelijke publicaties is er een verband aangetoond tussen BVD en mastitis. Zo vond men op BVD-besmette bedrijven meer gevallen van klinische mastitis en in andere onderzoeken bleek het tankmelkcelgetal verhoogd te zijn. Het valt ook op dat verschillende van deze publicaties wijzen op een nasleep: nadat BVD op het bedrijf is uitgeroeid, blijft er nog maandenlang een nadelig effect op uiergezondheid.
Niet alle onderzoeken waren in staat om een verband aan te tonen. Het is ook niet eenvoudig om 2 ingewikkelde ziektecomplexen als BVD en mastitis met elkaar te verbinden. Toch is het logisch dat een afweer onderdrukkend virus als het BVD-virus een rol speelt in een proces dat zo afhankelijk is van immuniteit als het ontstaan van mastitis. Daarom is monitoring voor BVD zeker aan te bevelen op melkveebedrijven en bij mastitisproblemen moet er altijd getest worden of het virus niet in de kudde circuleert.

De symptomen van BVDsymptopen BVD (Foto: J. Laureyns)

De meest duidelijke symptomen doen zich voor bij de persistent geïnfecteerde (PI) dieren wanneer die "mucosal disease" (MD) krijgen: erge, soms bloederige diarree, erosies aan mondslijmvlies. MD is altijd dodelijk. Maar BVD veroorzaakt nog veel meer symptomen zoals, terugkeer in bronst, verwerpen, geboorte van zwakke, blinde, en atactische kalveren, spontane bloedingen, achterblijvers bij jongvee, longontsteking, bloederige diarree bij niet-dragers. Bovendien kan een BVD-besmetting andere ziekten of ziekte-complexen uitlokken of verergeren. Dat is bekend bij longontstekingen, maar ook bij diarree en mastitis.

 

Symptomen BVD 2 (Foto: J. Laureyns)

Deze hoger vermelde ziektetekens ontstaan soms bij dragers, maar vooral bij runderen die door hen besmet worden, omdat PI-dieren het virus voortdurend massaal verspreiden. Wanneer men meerdere van deze symptomen tegelijk zou zien, dan zou men wellicht al spoedig aan BVD als oorzaak gaan denken, maar het is zo dat men meestal slechts één of enkele symptomen tegelijk ziet op een bedrijf. Zo is er bijvoorbeeld de laatste tijd nog zelden "mucosal disease' en het komt ook voor dat abortus het enige symptomen is in een kudde. Toch wordt er bij ernstige gezondheidsproblemen in een rundveestapel zeer dikwijls BVD-virus gevonden.

 

 

DiagnoseSymptomen BVD 3 (Foto: J. Laureyns)

Omdat de symptomen zo uiteenlopend zijn, kan men de diagnose veelal niet stellen zonder laboratoriumonderzoek. Bovendien levert ook het labo niet altijd de oplossing. Zo is het bekend dat men bij een verwerping door BVD dikwijls het virus niet kan aantonen in de verworpen vrucht. Het is dan ook beter om via een steekproef bij het jongvee (serologisch jongveevenster) na te gaan of er circulatie van BVD-virus is op het bedrijf.

 

 

Symptomen BVD 4 (Foto: J. Laureyns)

Nog beter is het om de problemen te voorkomen en bij de bedrijfsbegeleiding voortdurend te monitoren op de aanwezigheid van het BVD-virus aan de hand van een halfjaarlijks serologisch jongveevenster. Daartoe neemt men bloed van 5 runderen tussen 8 en 12 maanden oud en laat dat testen, niet op het virus zelf, maar op antistoffen tegen het BVD-virus. Zo kan men te weten komen of er BVD in de kudde is. Wanneer dat inderdaad zo is, dan moeten alle dieren getest worden via bloed of melk om de dragers (PI) op te sporen. Daarna moeten alle nieuwgeboren kalveren telkens nog getest worden op het virus, tot 1 jaar na het verwijderen van de laatste drager.

 

Bestrijding

Een goede BVD bestrijding bestaat uit 4 punten:

  1. Bioveiligheid: hygiëne, bedrijfskledij, beperken contacten,...
  2. Opsporen en verwijderen van dragers
  3. Monitoren: 6-maandelijks jongveevenster, eventueel aangevuld met tankmelktesten
  4. Vaccineren

Punt 1 is het belangrijkste, punt 4 het minst belangrijke. Men moet altijd alle 4 de punten tegelijk toepassen. Dat wil zeggen dat meteen vaccineren zonder vooraf dragers te verwijderen geen enkele zin heeft. Vaccineren is wel van belang om de besmetting buiten het bedrijf te houden, met andere woorden vaccineren versterkt de bioveiligheid. Dat is belangrijk, omdat er in België nog zeer veel BVD-besmette bedrijven zijn en de kans dus groot is om via de buurman of andere contacten besmet te worden.

Bron: Jozef Laureyns - Buitenpraktijk UGent

Aankoop van dieren

Risico'sStaphylococcus Aureus (Foto: M. Van Aert)

Men zegt wel eens dat bij het aankopen van dieren je vaak meer krijgt dan datgene waarvoor je betaalt. Dit klopt! Bij elke aankoop bestaat immers het risico op insleep van ziektes zoals IBR, BVD, Neospora,.... Door dieren aan te kopen (ook drachtige vaarzen) kunnen er ook mastitisverwekkers zoals Staphylococcus aureus op het bedrijf worden binnengebracht. Om het risico op aankoop van zieke/besmette dieren te voorkomen, is het belangrijk om bij de aankoop een aantal voorzorgsmaatregelen in acht te nemen. Koeien besmet met bijvoorbeeld Staphylococcus aureus (zie foto aangekochte vaars met chronisch S.aureus infectie) vormen immers een belangrijke bron van infectie voor de andere koeien op uw bedrijf.

7 tips om ziekte-insleep te voorkomen

Tip 1 Koop niet (of zo weinig mogelijk) aan Aankoop van dieren is de belangrijkste vorm van ziekte-insleep. Sluit dit risico uit door steeds of zoveel mogelijk voor een gesloten bedrijfsvoering te opteren.
Tip 2 Koop van een gekend bedrijf

Koop enkel van een bedrijf met een gekend gezondheidsstatuut. Zorg bij twijfel voor overleg tussen de bedrijfsdierenartsen. Specifiek naar uiergezondheid toe is het belangrijk dat:

  • Het geometrisch gemiddeld tankmelkcelgetal < 200.000 cellen/ml is (zeker al 1 jaar).

  • Het bedrijf al minstens een half jaar aan melkcontrole doet (MPR).

  • Het individuele celgetal van de koeien minstens elke 2 maand wordt bepaald.

  • Geen geschiedenis van Strep. agalactiae of S. aureus heeft (minstens laatste 2 jaar).

  • Het bedrijf vrij is van BVD of vaccineert.

  • De veehouder bereid is om u al deze informatie te geven.

Tip 3 Groepeer aankopen in tijd en oorsprong Door zoveel mogelijk homogene groepen aan te kopen, beperk je de risico's. Onthoudt dat niet alle ziekten kunnen getest worden bij aankoop en niet alle testen 100% sluitend zijn.
Tip 4 Maak sluitende afspraken Maak zelf geschreven afspraken met de verkoper voor aandoeningen die niet opgenomen zijn als koopvernietigende gebreken (zoals bijvoorbeeld mastitis).
Tip 5 Plaats de dieren in quarantaine Apart opstallen is bij wet verplicht en zo bescherm je de kudde totdat het gezondheidsstatuut van de aangekochte dieren bewezen is. Specifiek naar het vrijwaren van de uiergezondheid op uw bedrijf toe is het aangewezen om na het melken van het aangekochte dier het melkstel te spoelen met heet water en de handen te reinigen met alcholgel of alcoholhoudende ontsmettingsdoekjes zodoende de overdracht van bacteriën van koe tot koe zoveel mogelijk te vermijden.
Tip 6 Test en behandel indien nodig Bespreek met de dierenarts voor welke aandoening getest moet worden en start een eventuele behandeling of vaccinatie. Specifiek naar uiergezondheid toe is het aan te bevelen om enkel koeien aan te kopen die:
·- op de laatste 3 melkcontroles een celgetal< 100.000 cellen/ml hebben.
·- nog nooit > 200.000 cellen/ml hebben gehad.
·- drooggezet werden met langwerkende antibiotica indien koeien in vroege lactatie.
Bij aankoop worden ook het best onmiddellijk van alle kwartieren stalen voor bacteriologisch onderzoek en celgetalbepaling genomen.
Tip 7 Optimaliseer de overgang naar de groep Optimaliseer de overgang van nieuwe dieren in de kudde (voeding, groepsamenstelling, huisvesting, etc.).

 

Voeding en uiergezondheid

Rol van voeding

Mastitis is een multifactoriële aandoening en is dus van erg veel factoren zoals de werking van de melkmachine, de toegepaste melktechniek, het droogzetmanagement,…. Maar wat is de rol van de voeding?

Blootstelling en gevoeligheid

De kans op mastitis wordt bepaald door de mate van blootstelling aan mastitisverwekkers enerzijds en door de gevoeligheid van de koe voor infecties anderzijds. Voeding beïnvloedt indirect de blootstelling van de uier/spenen aan bacteriën door de hoeveelheid en de samenstelling van de mest. Te dunne mest bij de koeien kan de verspreiding van omgevingsgebonden bacteriën zoals Escherichia coli versnellen maar deze effecten zullen naar uiergezondheid waarschijnlijk minimaal zijn. Anderzijds kan voeding wel een duidelijk effect hebben op de afweer van de koeien en op die manier de uiergezondheid op het bedrijf beïnvloeden. De meeste uierontstekingen doen zich voor tijdens het begin van de lactatie. Dit is ook de periode waarin een koe het meest problemen ondervindt om een evenwichtig en compleet rantsoen op te nemen en te benutten. De afweer van een koe heeft net zoals bij de mens een grote en constante behoefte aan specifieke voedingsstoffen, en wanneer deze niet in voldoende hoeveelheden kunnen verstrekt worden, kan de afweer van de koe daaronder lijden.

Energie en eiwit

In de periode kort voor en na het kalven is de droge stof opname bij koeien vrij laag, terwijl vooral na het kalven de vraag erg groot is. Dit resulteert in koeien met een negatieve energie-en eiwitbalans. Het eiwittekort is meestal van korte duur maar het energietekort kan wel leiden tot een verhoogd risico op mastitis alsook op andere ziekten (kalfziekte, slepende melkziekte, nageboorte ophouden, baarmoederontsteking, lebmaagverplaatsingen,…). Het dier reageert op het tekort aan energie met een mobilisatie van lichaamsvet. Hierdoor stijgt de concentratie aan niet-veresterde vetzuren en ketonen in het bloed. Er is een sterk vermoeden dat deze stoffen de afweer aantasten. Het is belangrijk voor de veehouder om enkele managementsmaatregelen te treffen om een overmatige mobilisatie van lichaamsvet te beperken. Let dus goed op dat koeien tijdens het einde van de lactatie en tijdens de droogstand niet te vet komen. Het regelmatig bepalen van de lichaamsconditie kan hiervoor een handig hulpmiddel zijn.

Vitaminen en mineralen

Voorlopig zijn er nog geen studies die wijzen op een positief effect op het voeren van specifieke vetzuren tijdens de transitie en een verbeterde uiergezondheid. Koeien met kalfziekte hebben wel een groter kans op het ontstaan van mastitis. Calcium is namelijk nodig om een snelle contractie van de speensfincter te krijgen. Koeien met een lager calciumgehalte in het bloed zullen ook meer liggen, waardoor de spenen meer contact krijgen met bacteriën. Ook de afweercellen lijden onder een te laag calciumgehalte in het bloed. In de preventie voor kalfziekte is een correcte hoeveelheid van volgende elementen belangrijk : calcium, kalium, magnesium, fosfor, chloor, zwavel en vitamine D.

Wanneer er een ontstekingsreactie in de uier plaatsvindt, dan ontstaan er ook vrije radicalen. Dit zijn stoffen die zeer schadelijk zijn voor de afweercellen. Anti-oxidantia zijn in staat om de vrije radicalen te beperken. In het systeem van anti-oxydatie zijn verschillende elementen van belang : Vit A, Vit C, Vit E, koper, zink en selenium. Het is dus belangrijk dat een goed en evenwichtig rantsoen ook voldoende van deze elementen bezit. Een negatief effect op uiergezondheid wordt meestal gezien na vaststelling van een duidelijk tekort van het element.Probeer zo veel mogelijk te vermijden dat koeien rond de periode van kalven een sterke daling in droge stof opname hebben. Voorzie daarom voldoende water, voldoende structuur in het voeder en altijd vers voer en vrije toegang tot het voer. Zorg voor een goede kwaliteit ruwvoer en een langzame opbouw van krachtvoer na het kalven.

In de praktijk

Een goede drogestofopname kort na het afkalven start met een goede drogestofopname tijdens de droogstand. Een structuurrijk droogstandsrantsoen is noodzakelijk om hoogproducerend melkvee na het afkalven vlot en zonder problemen te laten opstarten:

  1. Voer koeien tijdens eind-lactatie en droogstand met het oog op een goede lichaamsconditie. Vermijd zo veel als mogelijk een daling in de droge stof opname rond het kalven door constant smakelijk en vers voeder te voorzien.
  2. Voorzie een goede preventie tegen kalfziekte door een correct droogstandsrantsoen aan te bieden.
  3. Geef uw dieren voldoende mineralen en spoorelementen. Overdrijf echter niet! Indien u twijfelt of de voorziening op uw bedrijf afdoende is, laat van een aantal koeien (bijvoorbeeld 2 koeien begin lactatie, 2 koeien midden lactatie, 2 droogstaande koeien en 2 vaarzen) stalen nemen voor de bepaling van vitamine E en selenium.
 Bron: Pieter Passchyn - Zelfstandig consulent bedrijfsadvisering

Vaccineren tegen mastitis

Tegenwoordig kunnen koeien ook gevaccineerd worden tegen mastitis. Vaccineren tegen mastitis is een preventieve maatregel en ondersteunt de weerstand van de koeien waardoor ze minder gevoelig zijn voor nieuwe infecties en/of sneller herstellen na het doormaken van een infectie. Het beschikbare vaccin is specifiek werkzaam tegen Staphylococcus aureus, coliformen waaronder Escherichia coli en de coagulase-negatieve stafylokokken. Op bedrijven waar de meeste uierontstekingen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld Streptococcus uberis heeft vaccineren dus geen enkele zin. Op basis van de eerste studieresultaten lijken gevaccineerde koeien minder gevoelig te zijn voor nieuwe infecties met Staphylococcus aureus dan niet-gevaccineerde koeien. Als ze dan toch geïnfecteerd raken, lijkt de infectie minder lang te duren. Bovendien lijken gevaccineerde koeien minder Staphylococcus aureus bacteriën in de melk uit te scheiden. Hierdoor wordt de kans op overdracht van bacteriën van geïnfecteerde koeien naar niet-geïnfecteerde koeien kleiner en kan het ontstaan van nieuwe infecties op bedrijfsniveau, naast het toepassen van andere preventie- en controle maatregelen opgenomen in "De Kapstok", verder onderdrukt worden. Gevaccineerde koeien lijken weliswaar niet minder gevoelig te zijn voor nieuwe infecties met Escherichia coli dan niet-gevaccineerde koeien. Echter, de symptomen zijn minder sterk uitgesproken en gevaccineerde koeien herstellen sneller dan de niet-gevaccineerde.

Kortom, vaccineren tegen mastitis kan, mits het toepassen van andere preventie- en controlemaatregelen opgenomen in "De Kapstok", helpen om uiergezondheidsproblemen specifiek veroorzaakt door Staphylococcus aureus of Escherichia coli beter en gemakkelijker onder controle te houden.