In Memoriam Bieke Hillewaert

(06-09-2023)

Op 6 september 2023 nam onze dierbare collega en archeologe Beatrijs (Bieke) Hillewaert op 62-jarige leeftijd afscheid van onze wereld, na een lange uitputtende strijd tegen een onoverwinnelijke ziekte. Op 16 september vat ze op het strand van Oostende een nieuwe reis aan.

Bieke was werkzaam als onderwijsbegeleidster aan de Vakgroep Archeologie, een job die haar op het lijf geschreven was. Ze legde zich met haar grote vakkennis en voorliefde voor de studie van middeleeuwse materiële cultuur vooral toe op het begeleiden van de studenten in de practica voor de bacheloropleidingen en bij mastertheses, binnen de onderzoekseenheid archeologie van de historische perioden. Haar geduld en didactisch talent in het overbrengen van kennis en vaardigheden in het determineren en registeren van vondsten maakten van haar een begaafde en gewaardeerde lesgeefster. Door haar rustgevende, minzame aanpak fungeerde ze voor studenten vaak als een moederfiguur. Niet alleen de collega’s maar ook de studenten van onze vakgroep zullen haar hard missen als lesgever, maar vooral ook als mens.

Bieke 1.png

Bieke Hillewaert als immer enthousiaste spreker, hier voor het Merovingisch huis te Brugge.

Het werk als onderwijsbegeleider was een laatste stap in een rijk gevulde carrière die van Bieke Hillewaert één van de belangrijkste naoorlogse archeologen in Vlaanderen maakt, en wiens kennis over middeleeuws aardewerk internationaal weerklank en appreciatie kende. Haar naam zal ook onlosmakelijk verbonden blijven met de archeologische studie van het Zwingebied, Brugge en het Brugse Ommeland.

Bieke studeerde in 1983 af aan onze universiteit als licentiaat in de geschiedenis, richting oudste tijden. Net als vele andere toenmalige studenten bestond haar licentiaatsthesis uit een zogenaamde Landesaufnahme, een gedetailleerde studie van de bewoningsgeschiedenis van een welbepaald dorp waarbij zowel archeologische veldprospectie, als kaart- en toponymische studie begrepen waren. In haar thesis nam ze Oostkerke in het vizier, het pittoreske polderdorpje gelegen in de schaduw van Damme. Het vormde tijdens de middeleeuwen een belangrijk knooppunt in de Zwinstreek. De studie die Bieke maakte over Oostkerke was indrukwekkend zowel in de hoeveelheid aan verzamelde data als in de interpretaties. De thesis werd in 1984 als een 727 pagina’s tellend volume in de reeks Archeologische Inventaris Vlaanderen gepubliceerd. Haar aanleg voor onderzoek was zeker niet onopgemerkt gebleven en al snel kon Bieke aan de slag als aspirant bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. In haar doctoraatsproject focuste ze zich op de archeologische studie van het Verdwenen Zwinstadje Monnikerede, dat op het grondgebied van Oostkerke gelegen is. In tijden waarin van LiDAR, UAV (drones) of digitale hoogtemeting nog geen of amper sprake was, maakte Bieke op basis van 2000 topografische opmetingen samen met het Nationaal Geografisch Instituut een eerste 3D-model van de middeleeuwse havenzone, dat ze publiceerde in de reeks Scholae Archaeologicae. Als geen ander begreep ze dat enkel een interdisciplinaire aanpak tot nieuwe kennis over deze complexe sites kon leiden. Zo transcribeerde ze zelf de middeleeuwse pre-kadastrale ommelopers, en probeerde ze deze ook ruimtelijk te plaatsen, zonder dat ze toen GIS-systemen ter beschikking had. In moeilijke omstandigheden voerde ze in Monnikerede ook gedetailleerde veldkarteringen en proefopgravingen uit die voor het eerst een inzicht boden in de zeer complexe bodemkundige opbouw en de stratigrafische context van de havenstad, en in de bijzonder rijke en veelal nog onbekende exotische materiële cultuur die dergelijke maritieme sites kenmerken. Tegelijk leidden dezelfde factoren er ook toe dat haar interdisciplinair pionierend werk in de Zwinhavens in de feiten te vroeg kwam voor de technologische en organisatorische toestand van de toenmalige archeologie: ze botste tegen een methodologisch en tijdsmatig plafond aan en kon haar project niet finaliseren.

Ondertussen had Bieke ook haar zielsverwant Yann Hollevoet leren kennen met wie ze een iconisch archeologenkoppel vormde tot Yann’s betreurde heengaan in 2012. Samen richtten ze zich resoluut op het onderzoek én het beheer van het archeologisch patrimonium in het Brugse (Bieke) en de regio rond Oudenburg (Yann), nog vóór er een afdoende wetgeving met betrekking tot het beheer van het archeologisch erfgoed bestond. Vaak was het roeien tegen de sterke stroming in, maar met het hun kenmerkende doorzettingsvermogen slaagden ze er in om het preventief archeologisch onderzoek op de rails te zetten, een voorbeeld toen voor de archeologische monumentenzorg in Vlaanderen. Het leidde ook tot geheel nieuwe inzichten in de vroeghistorische landelijke bewoning, bijvoorbeeld door de archeologische begeleiding van de bouw van de Zeebrugse Achterhaven en de opgravingen van vroegmiddeleeuwse boerderijen in de kustrandzone tussen Oudenburg en Brugge. Ook hier leverde Bieke pionierswerk.

Bieke 2.png

Bieke en Yann aan het werk in een proefput in Monnikerede (1985).

Na een kortstondig intermezzo op de toenmalige dienst voor toerisme, cultuur en recreatie van de stad Damme ging Bieke in december 1989 als archeoloog-wetenschappelijk medewerker aan de slag bij de Brugse Stedelijke Archeologische Dienst. In haar woonplaats Brugge zou ze ook het gros van haar loopbaan doorbrengen. Onder haar leiding of in samenwerking met haar collegas werden tal van archeologische interventies in de Brugse binnenstad uitgevoerd. Allemaal droegen ze een steentje bij tot een betere kennis van middeleeuws Brugge en vooral ook tot een beter begrip van het dagelijkse leven van de gewone middeleeuwse stedeling. De ambachten waarin deze mensen werkzaam waren zoals het leerlooien, textielverven en pottenbakken vormden meermaals het voorwerp van onderzoek door Bieke.

Vanaf 1 januari 2004 nam ze het roer van de archeologische dienst zelf in handen en vormde ze deze om tot een nieuwe intergemeentelijke dienst voor archeologie in Brugge en het Ommeland: Raakvlak, een gericht gekozen symbolische naam voor een werkingsregio in en rond Brugge, gesitueerd op het raakvlak tussen twee landschappen: de kleiige kustzone en het zandige binnenland. Onder meer onder haar redactie verscheen in 2011 ook een gelijknamig en toonaangevend boek over de vroegste menselijke bewoningsgeschiedenis en de vorming van deze complexe landschappen, voorafgaand aan de bloei van de middeleeuwse metropool. Het succesvolle werk werd in 2019 in een geactualiseerde versie heruitgegeven.

Naast het onderzoek en het beheer van het archeologisch patrimonium vormde ook sociaal engagement en het betrekken van het bredere publiek in de archeologie voor haar eenspeerpunt in haar leven als archeoloog, en was ze er ook een voorloper in. Samen met een sociaal tewerkstellingsprogramma van het Brugse OCMW werd op basis van haar onderzoek een Merovingisch huis gereconstrueerd op de terreinen van het WVC Hallenhuis: een voorbeeldproject waarbij archeologie, educatie, sociale tewerkstelling en de zorg voor ouderen hand in hand gingen. Bieke had in haar thesis- en doctoraatsjaren ook een goed en nauw contact met de lokale amateur-historici en -archeologen uit de Zwinstreek. In tegenstelling tot andere academici die soms neerkeken op hun lokaal onderzoek, kwam Bieke uit de ivoren toren en legde duurzame contacten in de polderklei. Met name René De Keyser, oprichter van de heemkundige kring Sint-Guthago in Oostkerke, was in die jaren haar lokale landschaps-archeologische mentor. In de rest van haar carrière bleef ze belang hechten aan die lokale verbondenheid en werd ze bestuurslid bij de heemkring Sint-Guthago.

Bieke 3.png

Bieke en haar partner Dirk, bij het bezoek van AGAr aan het Zwingebied en het middeleeuwse havenstadje Sint-Anna-Ter-Muiden (2021)

In oktober 2018 koos Bieke ervoor om terug te keren naar haar wortels aan de UGent. Het leven had haar ondertussen niet gespaard, maar Bieke vond aan onze vakgroep en in de onderzoeksgroep een omgeving waarin ze haar kennis en talent volop ten dienste kon stellen van nieuwe generaties studenten en jonge onderzoekers, een functie waarin ze zich thuis voelde en waar ze met volle teugen van genoot. In dezelfde lijn schonk ze aan de universiteitsbibliotheek een indrukwekkend fonds aan archeologische boeken die zij en Yann doorheen hun leven aanlegden. Bieke werd ook actief lid van het bestuur van de Gentse archeologische alumnivereniging AGAr en smeedde zo bruggen tussen oude en nieuwe generaties Gentse archeologen. Ondertussen was er vanuit de universiteit ook nieuw onderzoek in de Zwinregio opgestart. Met grote interesse en constructieve raad en daad volgde ze van nabij de recentste ontwikkelingen ervan op. Ze droeg aan de studie bij met haar data, feedback en gaf lezingen. Meermaals stelde ze met plezier vast hoe haar onderzoek nu door een jongere generatie onderzoekers een stap verder kon gebracht worden, mede door de methodologische ontwikkelingen die de discipline sinds 40 jaar doormaakt.

Bieke 4.png

Bieke Hillewaert tijdens een lezing in het Ad Brudgias Portum- congres te Brugge (2018).

Ondanks dat de ziekte fysiek steeds harder toesloeg, bleef Bieke zich geestelijk inspireren door het meest recente onderzoek en deed ze heel wat moeite om bijvoorbeeld het congres voor middeleeuwse archeologie en bouwgeschiedenis in België en Nederland (BNA-contactdagen) nog bij te wonen dat eind maart 2023 in Brugge werd georganiseerd. Op 10 juli gaven de leden van haar onderzoeksgroep haar in Damme, de plek waar het voor haar als onderzoeker allemaal begon, de meest recente inzichten mee in de studie naar de verdwenen Zwinhavens. Ze genoot zichtbaar van het samenzijn en de gedeelde kennis, maar helaas werd het haar laatste aanwezigheid in onze omgeving.

Bieke laat een grote leegte na op de dienst en in de archeologische sector. Haar wetenschappelijke nalatenschap is echter bijzonder rijk. We herinneren haar blijvend als een pionier in de middeleeuwse archeologie en aardewerkstudies op nationaal vlak en daarbuiten, als de grondlegster van het archeologisch onderzoek in het Zwingebied, en bovenal als een begenadigde lesgeefster en een warme mens.

Wim De Clercq