Emeriti en oud-professoren
Prof. dr. J. Bourgeois (°1955)
Vanaf 1986 (tot 1999) werd hij deeltijds docent aan de Vrije Universiteit Brussel en in 1991 werd hij hoofdocent aan de Universiteit Gent, met als opdracht Algemene Prehistorie en Prehistorie van Europa. Hij werd hoogleraar in 1997 en gewoon hoogleraar in 2003.
Hij was voorzitter van de Vakgroep Archeologie van 2008 tot 2014. Aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte vervulde hij de functie van Onderwijsdirecteur van 2001 tot 2005 en van 2016 tot 2018. In 2014 (tot 2016) was hij onderzoeksdirecteur voor de Faculteit. Hij was tevens Francqui Onderzoekshoogleraar (van 2010 tot 2013).
Hij is lid van Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en Korrespondierende Mitglieder van het Deutsche Archäologische Institut. Hij was actief in de Union Internationale des Sciences Pré- et protohistoriques – International Union for Prehistoric and Protohistoric Sciences, sedert 1991 en werd secretaris-generaal (1996-2011) en later voorzitter (2011-2017). Hij is medeoprichter van de contactgroep Lunula en van AGAr Alumni Gentse Archeologen, waarvan hij voorzitter was tussen 2009 en 2012, en opnieuw sedert 2019.
Jean Bourgeois (co-)begeleidde een 130-tal licentiethesissen en masterproeven en was (co-) promotor van 14 doctoraten.
Zijn onderzoek spitste zich oorspronkelijk op de metaaltijden (nederzettingen, grafheuvels) in West-Europa alsook op de luchtfotografische prospectie in Vlaanderen. In dat kader richtte hij in samenwerking met de universiteit Gent, de provincie West-Vlaanderen en het In Flanders Fields Museum in 2014 het CHAL Centrum voor Historische en Archeologische Luchtfotografie, dat zich focust op het onderzoek naar de luchtfotografische prospecties van Jacques Semey in Oost- en West-Vlaanderen, de luchtfotografie tijdens de Eerste Wereldoorlog en ook recentere historische luchtfotografie.
Na 1995 (en tot 2015) focuste zijn onderzoek meer richting het Altai-gebergte (Rusland) waar vooral landschapsarcheologisch onderzoek naar funeraire en rituele monumenten uit de metaaltijden (en later) gekarteerd werden. Tenslotte, na 2012, voerde hij ook onderzoek naar de irrigatiesystemen van de oase Turpan (Xinjiang, China).
Prof. Jean Bourgeois beëindigde zijn academische loopbaan op 30 september 2021.
Prof. dr. S.J.L. De Laet (1914-1999)
Hij werd corresponderend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België in 1958 en werkend lid in 1964. Hij was medestichter en eerste voorzitter van het Nationaal Centrum voor Oudheidkundige Navorsingen in België. Sedert 1948 was hij afgevaardigde in het Conseil Permanent van de Union Internationale des Sciences Pré- et Protohistoriques (UISPP), waarvan hij van 1952 tot 1966 secretaris-generaal werd en nadien lid van het Comité Exécutif. Hij was o.a. Ordentliches Mitglied der Deutchen Archäologischen Instituts (1953), Honorary Fellow of the Society of Antiquaries of Scotland (1969) en Honorary Fellow of the Society of Antiquaries of London (1972). Hij was medeoprichter, redacteur en secretaris van het archeologisch tijdschrift Helinium (sedert 1961) en uitgever van de reeks Dissertationes Archaeologicae Gandenses.
S.J. De Laet begeleidde meer dan 50 licentiaten en een 10-tal doctorandi. Zijn onderzoek richtte zich op diverse aspecten van de nationale archeologie, gaande van het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen. De kern van zijn onderzoek bleef echter wel de metaaltijden en de Romeinse periode. Hij heeft tientallen opgravingen (be)geleid, o.a. in Blicquy (Gallo-Romeins) en Destelbergen (late bronstijd tot Gallo-Romeins). Zijn boek ‘Archaeology and its problems’ (1957) is vertaald in 7 talen; zijn ‘Prehistorische kulturen in het zuiden der Lage Landen’ (1974) kende een heruitgave (1979) en werd vertaald in het Frans (La Belgique d’avant les Romains’, 1982).
Prof. dr. L. Baron De Meyer (1928-2006)
De Meyer was ook Vlaams secretaris-generaal van de nationale Unesco-commissie. Daarnaast was hij voorzitter van de Belgisch-Iraakse vriendschapsvereniging.
Prof. dr. J. De Meulemeester (1946-2009)
Johnny De Meulemeester was sedert 1978 ondervoorzitter van Archaeologia Mediaevalis; hij was lid van het permanent comité van “Château Gaillard” en lid van het organiserend comité van “Ruralia”. Zijn jarenlang onderzoek spitste zich toe op diverse domeinen, zoals versterkingen en mottes in Vlaanderen en West-Europa, kerkelijke archeologie in dezelfde regio, Islam-archeologie, enz. Laatst richtte zijn onderzoek zich tot de Islam-archeologie in Jordanië en meer in het bijzonder in Aqaba.
Prof. dr. J. Devreker (1943-2023)
Hij startte zijn universitaire loopbaan in 1977 als navorsingsstagiair bij het NFWO en als assistent, later part-time docent aan het seminarie voor de Geschiedenis van de Oudheid van wijlen prof. Pieter Lambrechts. Hij werd er full-time docent benoemd in 1980, hoogleraar in 1985, en gewoon hoogleraar in 1990. Prof. Devreker was van 1994 tot 2008 vakgroepvoorzitter van de vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa, en van 1999 tot 2004 decaan van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de UGent, lid van de Raad van Bestuur van de UGent van 2000 tot 2004 en lid van de commissie (geschiedenis & archeologie) bij het FWO gedurende 10 jaar en bij het FNRS gedurende 15 jaar.
Zijn onderzoek spitste zich toe op de Romeinse instellingen en in het bijzonder de Romeinse prosopografie van de senaat. In het spoor van prof. Pieter Lambrechts, onder wiens leiding hij van 1967 tot zijn plotse dood in 1973 deelgenomen had aan de opgravingscampagnes in het antieke Pessinus in het huidige Turkije, richtte John Devreker zelf studiecampagnes in (1976, 1983 & 1986) en nam in 1987 de directie van de site op zich. Hij was opgravingsdirecteur met jaarlijkse opgravingscampagnes van een Belgisch team van de universiteit Gent, de provincie Oost-Vlaanderen en het PAMVelzeke tot 2009, toen naar aanleiding van zijn emeritaat de site werd overgedragen aan een Australisch team.
Prof. dr. E. Haerinck (1949-2016)
Hij participeerde in een aantal opgravingen in Luristan en ondernam studiereizen naar de Kaukasus en Centraal-Azië. In 1987 startte hij met zijn veldonderzoek in ZO-Arabië met opgravingen op de Hellenistische site ed-Dur (Emiraat Umm al-Qaiwain) (late 1e eeuw v. C.-midden 2e eeuw AD). Naast ed-Dur leidde hij ook andere archeologische missies in de Emiraten Umm al-Quwain, Ajman en recentelijk in het Emiraat Sharjah (site: Mleiha: 2007-2014). Tussen 1998 tot 2000 werden ook drie expedities met prospecties en opgravingen ondernomen op Bahrain. Daarnaast ondernam hij ook enkele studieverblijven in Iran.
Hij was uitgever van het internationale a1-tijdschrift "Iranica Antiqua", editor van de reeks “Acta Iranica” en lid van meerdere redactieraden en editorial boards van buitenlandse tijdschriften en reeksen. Hij was tevens werkend lid van de “Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen” en “Korrespondierenden Mitglied des Deutschen Archaölogischen Instituts”.
Prof. dr. R.A. Lunsingh Scheurleer (°1945)
Hij publiceerde over een breed scala van archeologische onderwerpen, schreef een boek over het antieke Egypte en de Egyptische oudheden en maakte verschillende catalogi.
Prof. dr. H. Mussche (1928-2014)
Prof. dr. J.A.E. Nenquin (1925-2003)
Van 1952 tot 1954 studeerde Jacques Nenquin aan de Universiteit van Cambridge. In 1954 werd hij aspirant van het Nationaal Fonds voor Wetschappelijk Onderzoek; in 1956 werd hij als assistent verbonden aan het Seminarie voor Archeologie; in 1958 stapte hij over als hoofdconservator van de sectie Prehistorie en Antropologie van het Koninklijk Museum voor Belgisch Congo, nu gekend als Koninklijk Museum voor Centraal Afrika. In 1962 werd hij bevoegdverklaard navorser van het FWO. Tussen 1966 en 1971 was hij docent aan de Université officielle du Congo, in Lumumbashi.
Zijn carrière als professor begon hij in 1967 aan de Universiteit Gent als geaggregeerde van het hoger onderwijs, om in 1970 docent te worden aan de Vrije Universiteit te Brussel (tot 1991), docent aan de Universiteit Gent in 1972 en tenslotte gewoon hoogleraar in 1984, waar hij Sigfried De Laet opvolgde als diensthoofd van het toenmalige Seminarie voor Archeologie.
Hij was lid van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, Ordentliches Mitglied der Deutchen Archäologischen Instituts, Honorary Fellow of the Society of Antiquaries of London. Hij was tussen 1980 en 1991 secretaris –generaal van de Union Internationale des Sciences Pré- et Protohistoriques en lid van het Comité Exécutif nadien. Hij was tevens lid van het Comité Exécutif van het Panafrican Congress on Archaeology and Quaternary Studies and Founder Member of the British Institute of History and Archaeology in East Africa (Nairobi).
Na zijn wetenschappelijke carrière te hebben begonnen in de nationale archeologie (Laeti, zout) richtte hij zijn onderzoek nadien op Africa. O.a. zijn studie ‘Salt. A study in Economic Prehistory’ (1961) en zijn opgravingen in Sanga (prov. Katanga, Congo) blijven belangrike bijdragen tot de archeologie.
Jacques Nenquin beëindigde zijn academische loopbaan op 30 september 1991.
Prof. dr. H.F. Thoen (°1941)
In 1991, met de hervorming van de Universiteit Gent, werd ook het toenmalige Seminarie voor Archeologie omgevormd tot de vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa. Prof. dr Hugo F. Thoen bemande hierin de onderzoekseenheid Historische Archeologie tot in 2002.