Middelengebruik door migranten: een case-study van Iraniërs in België

Onderzoeksperiode

1 januari 2004 - 31 december 2007

Financiering

Bijzonder Onderzoeksfond (BOF)

Onderzoeker

Marjolein MUYS

Sleutelwoorden

dynamische gebruikspatronen, vluchtelingen, kwalitatieve onderzoeksmethodologie, hidden populations, Iran

Abstract

Dit onderzoek situeert zich binnen de huidige multiculturele Westerse maatschappij, waarin diverse etnische groepen samen leven. Sommige etnische minderheidsgroepen gebruiken cultuureigen genotsmiddelen binnen specifieke contexten. Het zijn deze culturele recepten rond middelengebruik die het onderwerp van deze studie uitmaken. Daarnaast onderzoeken we ook de invloed van de Westerse omgeving op dergelijke culturele recepten.

Onderzoeksvragen

Op basis van de probleemstelling werd volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd. Wat is de impact van de Westerse omgeving op culturele recepten voor middelengebruik die voorafgaand aan migratie eigen werden gemaakt? Om deze centrale onderzoeksvraag te beantwoorden worden eerst de gebruikspatronen van migranten beschreven en wordt nagegaan of er sprake is van continuïteit of verandering in vergelijking met het middelengebruik in het land van herkomst. De notie ‘gebruikspatronen’ werd geoperationaliseerd door te verwijzen naar de middelen die worden gebruikt, de motieven om middelen te (gaan) consumeren en de contexten waarin gebruik plaatsvindt. Vervolgens worden de vastgestelde continueringen of veranderingen verklaard door hen te relateren aan sociale mechanismen in de Westerse context.

Doelstellingen

In eerste instantie zal dit onderzoek de aard en de omvang van middelengebruik bij vluchtelingen bestuderen. Daarnaast zullen we de patronen van middelengebruik plaatsen in een theoretisch model dat uitgaat van de dynamische en dialectische interactie tussen subject en socio-culturele context. Ten derde willen we de resultaten die uit dit onderzoek voortvloeien, aanwenden om de mogelijkheden ter voorkoming van problematisch middelengebruik inventariseren. Hiermee samenhangend zal tevens gezocht worden naar doelmatige interventiemethoden.

Methodologie

We hebben één welgedefinieerde groep geselecteerd uit de totale populatie van migranten in België. We hebben voor ‘Iraniërs’ gekozen, o.a. omwille van de bijzondere drugssituatie in Iran, gezien hun hoge vertegenwoordiging binnen de laagdrempelige drughulpverlening en naar aanleiding van positieve ervaringen tijdens voorbereidende interviews met vluchtelingen van allerlei nationaliteiten.

Om toegang tot deze doelgroep te verkrijgen werd allereerst een brochure in het Perzisch opgesteld en verspreid via formele (opvangcentra voor asielzoekers, organisaties en instanties waar vluchtelingen worden geholpen, laagdrempelige drughulpverlening) en informele kanalen (sociale en professionele contacten, Iraanse netwerken). Hoewel rekrutering via dergelijke kanalen (zeer) moeizaam verliep, werden er op deze manier 24 respondenten bereikt. Vooral rekrutering via formele kanalen was niet effectief, vanwege een groot wantrouwen.

De aldus bereikte respondenten werden gevraagd of ze de onderzoeker met vrienden en kennissen in contact wilden brengen. Deze sneeuwbal methode bleek veel efficienter omdat het wantrouwen minder groot was. Toch was dit een zeer tijdsintensieve strategie, omdat vertrouwen keer op keer moest worden opgebouwd en onderhouden. Tijdens ontmoetingen met respondenten heeft de onderzoeker zich vriendelijk en open trachten op te stellen. Er werd hen een luisterend oor geboden. Verder werden respondenten vergezeld tijdens hun dagelijkse activiteiten en bij hun sociale contacten. Waar mogelijk werden zij geholpen met het vertalen van documenten, kregen zij een lift aangeboden en werd hen uitleg verschaft wanneer ze vragen hadden over het leven in België. Al deze rollen werden vervuld om vertrouwen te winnen, wat steeds opnieuw een moeizaam proces was. Gesprekken met respondenten verliepen in het Engels, Frans of Nederlands. Respondenten die deze talen onvoldoende machtig waren, werden doorgaans bijgestaan door vrienden.

Resultaten

Vooraleer het middelengebruik van deze groep migranten te beschrijven is het belangrijk eerst inzicht te hebben in de context waarin zij in België leven. Dergelijke voorkennis is onontbeerlijk om de situatie en de achtergrond van Iraanse (ex) middelengebruikers te kunnen begrijpen. Er worden vier administratieve categorieën van Iranezen in België onderscheiden (hun vertegenwoordiging binnen de steekproef wordt vermeld): vluchtelingen (113), studenten (10), zij die naar België komen in het kader van gezinsvorming of hereniging (5) en bezoekers (1).

Binnen de vluchtelingen kunnen er grofweg twee groepen worden onderscheiden: zij die sinds de jaren 80 of 90 in België verblijven (de ‘eerste golf’) en zij die recenter zijn aangekomen, rond het jaar 2000 (de ‘tweede golf’). De eerste golf verkreeg relatief gemakkelijk een verblijfsvergunning. Vanaf 2000 ging dit veel moeilijker. Door het hoge aantal asielaanvragen in die periode werd het beleid strenger. Deze tweede golf vluchtelingen heeft lang moeten wachten op een verblijfsvergunning, sommigen wachten hier nog steeds op. De levensomstandigheden van deze tweede golf vluchtelingen werden van dichtbij geobserveerd en er werden verschillende processen van sociale uitsluiting aan het werk gezien. In de volgende paragrafen komen deze aan bod voor zover ze met middelengebruik binnen deze populatie verband houden. Het is belangrijk te vermelden dat er geen georganiseerde Iraanse gemeenschap in België is, die deze uitsluiting kan tegengaan of er weerwerk tegen kan bieden.

Over het algemeen blijven oude ‘Perzische’ culturele recepten rond middelengebruik behouden. Aan de hand van twee voorbeelden, alcoholgebruik en opiumgebruik, blijkt dat dergelijke culturele recepten gevormd werden voor het huidige Iraanse bewind. Zowel alcohol als opium zijn immers verboden in de Islamitische Republiek Iran.  Als we vergelijkingen maken binnen verschillende categorieën, dan springen de vluchtelingen van de tweede golf in het oog. Binnen deze groep werden enkele veranderingen in het gebruikspatroon vastgesteld. Ten eerste is er binnen deze subgroep een tendens naar het gebruik van nieuwe en vooral ook sterkere middelen in België. Sommigen beginnen dus in België (nieuwe) middelen te gebruiken. Wanneer we kijken naar mensen die al in hun thuisland ervaring met middelengebruik hadden opgedaan, gaan sommigen dezelfde middelen gebruiken via meer schadelijke methoden. Ten derde is er ook een belangrijke verschuiving te vinden in de motieven voor gebruik. Mensen die in Iran om recreationele redenen gebruikten, rapporteren in België gebruik om problemen te vergeten. Een vierde opvallend verschijnsel binnen deze subgroep is dat binnen bepaalde sociale kringen Iraniërs door vrienden worden geadviseerd om mee middelen te gebruiken. Middelengebruik wordt specifiek aanbevolen om problemen te vergeten. Ten slotte gaven enkele respodnenten aan dat ze, hoewel ze in Iran enkel met vrienden consumeerden, in België alleen zijn gaan gebruiken. In de volgende paragrafen wordt het belang van enkele omgevingsfactoren besproken om dergelijke evoluties in gebruikspatronen te verklaren.

Een eerste belangrijke omgevingsfactor is de manier waarop de tweede golf vluchtelingen in België worden ontvangen. Hoewel binnen de Iraanse gemeenschap zelf sterk de nadruk wordt gelegd op een causale relatie tussen middelengebruik en de levensomstandigheden van Iranese migranten zonder papieren, blijkt niet iedereen in een dergelijke situatie middelen te gaan gebruiken. Een causale relatie tussen het migratiebeleid en individueel middelengebruik is zeer moeilijk vast te stellen, ook omdat nieuwkomers hun statuut vaak veranderd zien. Wanneer sans-papiers bijvoorbeeld plots wel papieren krijgen, heeft dit niet altijd onmiddellijk gevolgen voor hun middelengebruik. Er kan wel een meer indirecte relatie worden aangeduid met mechanismen van sociale uitsluiting. Doordat groepen Iraanse nieuwkomers niet welkom zijn en zich vooral niet welkom voelen in de Belgische maatschappij, gaan zij zich nog verder afzonderen. Zij gaan de vele vrije tijd die ze hebben (zolang ze niet mogen werken) slijten met lotgenoten. Op dergelijke sociale gebeurtenissen speelt middelengebruik een belangrijke rol. Middelengebruik en vooral opiumgebruik kunnen dan worden gezien als een soort tegenreactie. Zij gaan zich aldus afzetten tegen de maatschappij die hen niet wil, waarbij het gebruik van een typisch Perzisch product centraal gaat staan. De legale status van mensen (m.a.w. of ze al dan niet beschikken over een verblijfsvergunning) is hierbij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Velen binnen de tweede golf verklaarden zich in België niet welkom te voelen, ook zij die wél over een verblijfsvergunning beschikken.

Een tweede belangrijke factor betreft de verkrijgbaarheid van middelen in België. De verkrijgbaarheid via de gewone maatschappelijke kanalen is hierbij van minder belang. Bijvoorbeeld: hoewel alcohol veel makkelijker verkrijgbaar is in België dan in Iran, zet deze omgevingsverandering de meeste respondenten er niet toe aan om meer en vaker alcohol te drinken dan ze in Iran gewoon waren. Immers: migranten die niet in de maatschappij worden opgenomen gaan ook niet de middelen gebruiken die deze maatschappij ter beschikking stelt. Wanneer mensen zich uitgesloten voelen gaat de eigen gemeenschap aan belang winnen. Veranderingen in verkrijgbaarheid na migratie gaan dus niet zozeer gebruikspatronen beïnvloeden maar wel de informele economie die de vraag naar middelen van een aanbod voorziet. De informele verkrijgbaarheid van middelen is veel belangrijker voor deze doelgroep. Sinds enkele jaren is opium verkrijgbaar in Europa. Het wordt door Iraniërs ingevoerd, verdeeld en verhandeld. Er zijn binnen de hier besproken subgroep ook mensen betrokken bij detailhandel van cannabis en cocaïne.

Een derde belangrijke omgevingsfactor in het Westen betreft de formele en informele controlesystemen. Wat de formele controle betreft: Iraniërs komen uit een totalitaire staat waar de politie met harde hand optreedt. Wanneer Iraniërs in België terechtkomen, worden ze met een heel ander politieel klimaat geconfronteerd, ook wat betreft drugsbestrijding. Tekenend is dat Iranezen die bij opiumhandel betrokken zijn, geen angst hebben om hiervoor te worden opgepakt. Ook de informele, sociale controle is in Iran zeer belangrijk, vanwege hun groeps- en familiegerichte cultuur. Sociale controle is echter minder strikt in Westerse samenlevingen, waar de individuele vrijheid hoog wordt aangeschreven. Daarenboven wordt het leven in grootstedelijke gebieden (waar nieuwkomers vaak leven) gekenmerkt door een grote mate van anonimiteit. De controlerende invloed van familie en de ‘buurt’ vallen voor veel Iraniërs weg na migratie. De verminderde formele en informele controle in het Westen (in vergelijking met het thuisland) kan een faciliterende factor vormen voor middelengebruik.

De laatste omgevingsfactor die wordt besproken om veranderingen in de gebruikspatronen van Iraanse nieuwkomers te duiden zijn Westerse culturele recepten rond middelengebruik. Studenten en ‘ingesloten’ vluchtelingen (vooral van de eerste golf, maar ook een minderheid van de tweede golf) hebben zich (in beperkte mate) Westerse gebruikspatronen eigen gemaakt.  Dergelijke acculturatie aan de mainstream cultuur kan slechts plaatsvinden via sociale contacten met autochtonen. ‘Uitgesloten’ vluchtelingen krijgen echter weinig mogelijkheden om met Westerse gebruikspatronen kennis te maken. Dergelijke acculturatie gebeurt wel in de marge, wanneer Iranezen in grootstedelijke gedepriveerde gebieden in contact komen met (gemarginaliseerde) druggebruikers die hen kennis laten maken met hun middelengebruik (bijvoorbeeld gebruik van crack).

Valorisatie: publicaties en lezingen

  • MUYS, M. (2009). Substance Use among Migrants: The Case of Iranians in Belgium. Brussel: VUBPRESS
  • MUYS, M. (2008). Drugsgebruik door (recente) migranten: een casestudie van Iraniërs in België, Kwalon, 13, 51-64
  • MUYS, M. (2006). Theoretisch kader en uitdagingen voor verder onderzoek. Presentation at the studiedag Middelengebruik bij asielzoekers, Broechem (België), 12 December 2006
  • MUYS, M. (2006), Substance use among refugees: review of existing literature and challenges for further research. Presentation at the Common Session on Criminal Justice and Critical Criminology, Gent (België), 6-8 November 2006
  • MUYS, M. (2005), Substance use among asylum seekers and refugees: review of existing empirical data within a comprehensive theoretical framework. Paper presented at the 16th ESSD Conference, Manchester (UK), 27-29 oktober 2005
  • MUYS, M. (2007). Characteristics of life in exile: vulnerability factors for substance use. In FOUNTAIN, J & KORF, D.J. (eds), Drugs in society: a European perspective. Oxford: Radcliffe Publishing.