Het in kaart brengen en verbeteren van de middelengebruiksbehandeling voor migranten en etnische minderheden

Het in kaart brengen en verbeteren van de middelengebruiksbehandeling voor migranten en etnische minderheden

Onderzoeksperiode

Maart 2019- oktober 2019

Financiering

Belspo

Onderzoekers en projectmedewerkers

Charlotte De Kock

prof. dr. Tom Decorte (UGent)

Carla Mascia

prof. dr. Dirk Jacobs (ULB)

In samenwerking met VAD, Fédito BXL and Fédito Wallonne (Fred Laudens, Sebastien Alexandre, Lyssa Toyimbo, Inge Baeten, Pascale Hesgens)

Sleutelwoorden

migrants and ethnic minorities, drug treatment, promising practices, ethnic monitoring, registration in drug treatment

Abstract

MATREMI wil tegemoet komen aan twee tekortkomen in de huidige literatuur en het beleid met betrekking tot migranten en etnische minderheden (MEM) in de drughulpverlening. Ten eerste richt MATREMI zich op het adequater registreren van de aanwezigheid van MEM cliënten in de drughulpverlening (doelstelling 1) en ten tweede zal MATREMI veelbelovende praktijken (gericht op het bereik en de retentie van en de toegankelijkheid voor [potentiële] MEM-cliënten in de drughulpverlening) voor professionals in de drughulpverlening samenbrengen in een praktijkboek (doelstelling 2).

In België wijzen verkennende studies op de lagere retentiegraden van MEM in de drughulpverlening, alsook de latere eerste opname, de ondervertegenwoordiging van vrouwen (Derluyn et al., 2008), de gegeneraliseerde ondervertegenwoordiging in residentiële drughulpverlening, oververtegenwoordiging in substitutiebehandeling en gegeneraliseerde ondervertegenwoordiging van intra-Europese migranten in de drughulpverlening in vooral Vlaanderen (Blomme et al., 2017) vergeleken met hun aanwezigheid in de algemene bevolking in de jaren 2012-2014. Algemene ontoegankelijkheid voor vluchtelingen en asielzoekers (Dauvrin et al., 2012; Matthei, 2007; Suijkerbuijk, 2014) en een gebrek aan kennis over de beschikbare hulpverlening bij intra-Europese migranten, vluchtelingen en asielaanvragers in het bijzonder zijn ook gedocumenteerd (De Kock & Decorte, 2017; De Kock et al., 2016).

Een belangrijke beperking in de literatuur en het beleid bestaat erin dat statistieken over de aanwezigheid van MEM in drughulpverlening niet beschikbaar zijn in België, omdat wetenschappelijk verantwoorde etniciteit gerelateerde proxies, indicatoren en variabelen, zoals bestudeerd in bijvoorbeeld het onderwijs (Agirdag , 2015) en het arbeidsdomein (Khader et al., 2006; Verhaeghe et al. 2016), niet gestandaardiseerd zijn in de  drughulpverlening (Farkas, 2017). In het domein van de drughulpverlening wordt immers - zoals in de andere EU-lidstaten, Turkije en Noorwegen - de Europese Treatment Demant Indicator (TDI) gebruikt. Dit is een Europees registratie-instrument dat toelaat om gestandaardiseerde gegevens over cliënten in de Europese drughulpverlening te analyseren en met elkaar te vergelijken(Van Baelen et al., 2018).

In het derde TDI-protocol (2012) werd de variabele 'nationaliteit' echter weggelaten. Deze variabele werd daarom ook als verplichte variabele in Belgische nationale registers vanaf 2015 weggelaten. Hoewel deze variabele slechts een beperkte weergave geeft over cliënten met verschillende migratieachtergronden, liet dit beperkte monitoring van deze doelgroepen toe. Sommige Europese lidstaten (bv. Finland, Nederland, Noorwegen) zijn wel in staat meer verfijnde etniciteit gerelateerde factoren te monitoren en te analyseren aan de hand van meer verfijnde registratietechnieken en / of het koppelen van databanken (bv. zorg- en bevolkingsstatistieken). Dit type analyse laat toe om inzichten te verwerven wat betreft zowel de aanwezigheid als de trajecten van MEM in de drughulpverlening.

Een tweede belangrijke beperking bestaat erin dat er weinig geweten is over doeltreffende interventies gericht op het verhogen van het bereik en de retentie van en de toegankelijkheid voor (potentiële) cliënten met een migratieachtergrond in de Belgische drughulpverlening. De drughulpverlening wordt echt wel geconfronteerd met complexe vragen met betrekking tot deze thema's, vooral met betrekking tot intra-Europese (Blomme et al. 2017; De Kock et al. 2017) en vrouwelijke (potentiële) cliënten met een migratieachtergrond (Derluyn et al. 2008), alsook asielaanvragers en (erkende) vluchtelingen (De Kock & Decorte, 2017). Gerichte preventie initiatieven over probleemgebruik en drughulpverlening werden dan ook aangeraden voor intra-Europese migranten (De Kock, Decorte al. 2017), asielzoekers en vluchtelingen (Laudens, 2017), maar ook vrouwen (Derluyn et al., 2008) en 'oudere' tweede, derde en vierde generatie personen met een migratieachtergrond (De Vylder, 2011; Laudens 2012). Ook het inzetten op straathoekwerk en mobiele diensten bleek een succesfactor in het verhogen van de toegankelijkheid van de drughulpverlening vooral voor injecterende gebruikers met het migratieachtergrond. Ten slotte werd ook het monitoren van het 'urgente medische zorg'-principe bij vluchtelingen en asielaanvragers die medicatie nodig hebben (Modus Vivendi, 2010 : 212), aanbevolen (Suijkerbuick, 2014).

Niettemin bestaan er vooralsnog weinig gestroomlijnde acties op beleids- en praktijkniveau in het kader van een geïntegreerd en integraal drugsbeleid in België (Interministeriële Conferentie over drugs, 2011: 21446). Bovendien beschouwt een vergelijkende Europese preventieanalyse van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) (2015) België als een van de Europese lidstaten met 'beperkte preventieve inspanningen gericht op migranten'. Bijkomend meldt een achtergrondstudie van het EMCDDA dat drughulpverlening over het algemeen geen prioriteit lijkt te zijn bij het voorzien in gezondheidszorg voor pas aangekomen asielaanvragers (Lemmens et al., 2017: 13).

Daarom richten we ons, op basis van bovenstaande studies op het vergroten van het bereik en de retentie van alsook de toegankelijkheid voor (potentiële) cliënten met een migratieachtergrond, en dan vooral personen met een intra-Europese migratieachtergrond. Aangezien de meeste vluchtelingen in de EU en België een Syrische, Afghaanse en Iraakse migratieachtergrond hebben (CGVS, 2018), hebben erkende vluchtelingen met deze achtergrond speciale aandacht nodig. Ten slotte richten we ons ook op vrouwelijke (potentiële) cliënten alsook zij met een ‘oudere’ migratieachtergrond die behoren tot tweede, derde en vierde generaties.

Voor dit project wordt samengewerkt met partners ULB, VAD, Fédito BXL, Fédito Wallonne alsook in het kader van vier lopende onderzoekslijnen uitgetekend aan UGent in 2018 rond het thema ‘Probleemgebruik en herstel, hulpverlening en justitiële doorverwijzing bij personen met een migratieachtergrond en etnische minderheden (MEM) in België’. Dit project bouwt verder op de resultaten van PADUMI.

Meer weten: https://www.vad.be/assets/3777