De ontwikkeling van patronen van cocaïnegebruik, follow-up studie na 5 jaar van 111 ervaren cocaïne- en crackgebruikers in Antwerpen (België)

Onderzoeksperiode

1 januari 2002 - 31 december 2004

Financiering

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO)

Onderzoeker

Sarah SLOCK

Sleutelwoorden

cocaïne, crack, informele controle mechanismen, gebruikspatronen, etnografisch onderzoek, follow-up onderzoek.

Abstract

Oorspronkelijke studie

Van 1 januari 1996 tot 31 december 1998 stond het F.W.O. in voor de financiering van een onderzoeksproject met als titel 'Cocaïne- en crackgebruik in Antwerpen: een criminologisch-antropologisch onderzoek naar informele controlemechanismen in deviante en niet-deviante subculturen' (krediet nr. G.0197.96).

Het oorspronkelijke onderzoeksproject betrof de studie van cocaïne- en crackgebruik in Antwerpen en het bestaan van informele regels en controlesystemen voor 'gecontroleerd' en/of 'onschadelijk' druggebruik in deviante en niet-deviante subculturen. We wilden nagaan of er sociale mechanismen en vormen van informele controle bestaan die door druggebruikers zelf worden ontwikkeld en eventueel verder aangepast om druggerelateerde problemen en schade te minimaliseren. Bestaan er in bepaalde milieus eigen regels en/of systemen die het druggebruik onder controle, d.w.z. niet-problematisch, helpen houden? In het bijzonder hadden we aandacht voor eventuele discrepanties tussen die informele regelsystemen voor gecontroleerd gebruik en de formele regels van de (Belgische) staat inzake illegale drugs. Wij wilden ook inzicht verwerven in de beleving of het zelfverstaan van de cocaïnegebruiker, en nagaan welke de subjectieve en (sub)cultuurgebonden betekenissystemen van druggebruikers zijn, en in welke mate zij onderling kunnen verschillen. Tenslotte wilden wij rond het cocaïnegebruik in Antwerpen epidemiologische gegevens verzamelen. Zeker wat betreft het crack-gebruik is er -ondanks alarmerende mediaberichtgeving- nog weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Het onderzoek werd opgezet om verder inzicht te verwerven in de aard en de prevalentie van cocaïnegebruik in verschillende lagen/milieus van de bevolking.

Via participerende observatie (ethnografisch veldwerk van augustus 1996 tot mei 1997) en de sneeuwbalmethode (snowball sampling of chain referral technique) werd uiteindelijk een steekproef van 111 ervaren cocaïne- en crackgebruikers uit het groot-stedelijk gebied Antwerpen bereikt, en tweemaal bevraagd (half-gestructureerd inter-view én een open diepte-interview). Het onderzoek leverde gegevens op omtrent begin van cocaïnegebruik, gebruiksniveau doorheen de tijd, abstinentie, manieren van in-name, combinatie met andere drugs, kopen van cocaïne, situatie en setting, subjectieve voor- en nadelen van cocaïnegebruik, (subjectieve) effecten van cocaïnegebruik, kwaliteit van cocaïne en crack, objectieve kwaliteit van de drugs, craving, effect op relaties en werk,... De resultaten van de Antwerpse steekproef werden tenslotte vergeleken met vergelijkbare cocaïnestudies in Europese en Amerikaanse steden en landen (Amsterdam, Rotterdam, Barcelona, Turijn, San Francisco, Toronto, Schotland en Australië).

Voor meer informatie over de bevindingen van dit oorspronkelijke project en de relevante publicaties, vindt u op de betrokken pagina.

Opzet van deze follow-up studie

De verantwoording voor een follow-up studie berust enerzijds op gelijkaardige bespiegelingen m.b.t. de probleemstelling, de onderzoeksvragen en de maatschappelijke relevantie als bij het oorspronkelijke project, en anderzijds op de belangrijke meerwaarde ten opzichte van het aanvankelijke project.

Zoals bij het oorspronkelijke project willen we in deze follow-up studie (1) nog meer inzicht verwerven in de beleving of het zelfverstaan van de cocaïnegebruiker, in de interne opbouw van handelingen tot een betekenisvolle praktijk, binnen een veld van machtsverhoudingen. Welke zijn de subjectieve en (sub)cultuurgebonden betekenissystemen van druggebruikers, en in welke mate kunnen zij onderling verschillen? (2) We willen nog meer data verzamelen m.b.t. sociale mechanismen en vormen van controle die door druggebruikers zelf worden ontwikkeld en eventueel verder aangepast om druggerelateerde problemen en schade te minimaliseren. Hoe uitgebreid is de kennis en de gebruikersfolklore omtrent het gecontroleerd omgaan met een hard drug zoals cocaïne, en kunnen daar lessen uit getrokken worden voor eventuele harm reduction strategieën? (3) En verder beogen we meer inzicht in de aard en de prevalentie van cocaïnegebruik in verschillende lagen/milieus van de bevolking. Daarbij gaan we op zoek naar epidemiologische gegevens omtrent begin van cocaïnegebruik, gebruiksniveau doorheen de tijd, abstinentie, manieren van inname, combinatie met andere drugs, kopen van cocaïne, situatie en setting, subjectieve voor- en nadelen van cocaïnegebruik, (subjectieve) effecten van cocaïnegebruik, kwaliteit van cocaïne en crack, objectieve kwaliteit van de drugs, craving, effect op relaties en werk,...

Meerwaarde van een follow-up studie

Eén van de belangrijkste conclusies van het oorspronkelijk cocaïne-onderzoek (G.0196.97) was dat een zeer grote meerderheid van de onderzochte gebruikers nooit de controle over hun druggebruik schenen te verliezen. Desalniettemin werden heel wat negatieve neveneffecten van cocaïne gerapporteerd. Hoe hoger het niveau van gebruik was geweest tijdens de periode van het hoogste gebruik van de respondent, hoe meer negatieve effecten werden ervaren. Misschien is dat de reden waarom slechts 5,4% van de respondenten op een hoog niveau van gebruik (i.e. meer dan 2,5 gram per week) zaten wanneer ze geïnterviewd werden, alhoewel bijna de helft (49,5% van de steekproef) een hoog niveau van gebruik haalden tijdens de periode van het meeste gebruik. De meest voorkomende patronen van gebruik waren 'zeer variërend, met tijdelijke pieken van intens gebruik en dalen van weinig of geen gebruik' en 'eerst in stijgende lijn (steeds meer), en vanaf een bepaalde piekperiode steeds minder gaan gebruiken'. De gemiddelde duur van de carrière van cocaïnege-bruik in de steekproef was 6 jaar.

De belangrijkste doelstelling (en meerwaarde) van deze follow-up studie is het bestuderen van de ontwikkeling van gebruikspatronen bij de oorspronkelijke respondenten sinds ze eind 1996 of begin 1997 werden bevraagd. In 2002-2003 hebben de respondenten gemiddeld 11 jaar cocaïne gebruikt. De studie is dus longitudinaal van aard. Meer concreet willen we te weten komen of een deel van de respondenten uit de oorspronkelijke studie problematische gebruikspatronen hebben ontwikkeld. En zo ja, welke problemen ondertussen werden ervaren en in welke proportie van de steekproef. Het is mogelijk dat de mate van (zelf)controle die de 111 ervaren cocaïnegebruikers in Antwerpen hebben gede-monstreerd in de studie uit 1996, veranderd (of verminderd) is onder invloed van een veel langere blootstelling aan cocaïne.

We zijn ook geïnteresseerd in het stellen van enkele 'test-retest'-vragen in verband met het gebruik van cocaïne en andere drugs door de respondenten. Dergelijke vragen kunnen ons iets leren over de betrouwbaarheid van self-report-gegevens, een thema dat in de vakliteratuur steeds weer aandacht krijgt.

Methodologie

Er wordt gebruik gemaakt van de methode van participerende observatie in het Antwerpse nachtleven om opnieuw contacten te leggen met sleutelinformanten en (ex-)respondenten om de meer formele interviewsituatie voor te bereiden. Deze open-focus ethnografische methode dient niet alleen om vertrouwensrelaties met oude respondenten nieuw leven in te blazen maar ook om meer inzicht te krijgen in het zelf-verstaan van cocaïnegebruikers.

Een aantal respondenten uit de oorspronkelijke studie worden opnieuw opgespoord door het opnieuw toepassen van de sneeuwbalmethode (i.e. het volgen van de chain referrals die destijds werden gerealiseerd), waarbij de ene (oude) respondent eventuele andere (oude) respondenten helpt retraceren. Elke respondent wordt bevraagd met dezelfde semi-gestructureerde vragenlijst als in de oorspronkelijke studie, die slechts op enkele punten werd gewijzigd.

Resultaten

  1. Van de 111 gebruikers uit de originele steekproef van 1996-1997 werden 77 mensen (69,4%) terug opgespoord en bereid gevonden voor een interview. 34 mensen konden niet opnieuw worden geïnterviewd: 2 mensen zijn gestorven, 14 mensen konden niet worden geretraceerd, 9 mensen reageerden (om onbekende reden) niet op ons verzoek en 9 mensen weigerden expliciet hun medewerking (veelal omdat 'ze niet meer met cocaïne bezig' waren). In vergelijking met de meeste buitenlandse follow-up onderzoeken is het uitvalpercentage in dit longitudinaal onderzoek opvallend klein.
  2. Statistische analyses tonen aan dat de follow-up groep niet significant verschilt van de uitvalgroep, zodat we concluderen dat de bevindingen i.v.m. de follow-up respondenten met enig vertrouwen naar de gehele steekproef mogen worden veralgemeend.
  3. De individuele gebruikscarrières van de 77 follow-up respondenten werden geanalyseerd aan de hand van diverse periodes (het eerste jaar van gebruik, de piekperiode van gebruik, de periode ten tijde van het eerste interview in 1997, het laatste jaar voor het tweede interview in 2003, en de periode vlak voor het tweede interview in 2003). Daaruit blijkt dat: -15 mensen (19,5%) volledig gestopt zijn met cocaïne: ze hebben sinds 1997 geen cocaïne meer gebruikt. Nog eens 32,5% (N=25) van de follow-up groep heeft het laatste jaar geen cocaïne meer gebruikt. Meer dan één derde (N=28, 36,4%) gebruikte de laatste tijd op een laag niveau (i.e. minder dan een halve gram per week). En slechts 11,7% (N=9) gebruikte méér dan een halve gram per week.
  4. Deze gebruikers hebben wel veel ervaring met diverse methoden van gebruik, en vooral de hoge prevalentie van het freebasen (het roken van cocaïne) valt daarbij op: 72,4% van zij die na 1997 zijn blijven gebruiken, hebben ooit gefreebased. Dat betekent niet dat al deze respondenten blijven freebasen: velen stoppen of schakelen weer over naar het snuiven van cocaïne. Toch verdient deze ontwikkeling aandacht, gezien de risico's van deze gebruiksmethode.
    Freebase cocaïne (de rookbare vorm van cocaïne, in de V.S. ook crack genoemd) wordt nog steeds, net zoals in 1997, gemaakt door de gebruikers zelf, door de gewone cocaïne te koken met ammoniak of maagzout. Hoewel freebase in de ons omringende landen gebruiksklaar door dealers op de markt wordt aangeboden, is dat in Vlaanderen vooralsnog niet het geval.
  5. Al in 1997 bleek dat de meeste cocaïnegebruikers polydruggebruikers zijn: ze hebben ervaring met een hele resem legale en illegale roesmiddelen. In 2003 zijn ze nog steeds regelmatige gebruikers van alcohol, tabak en cannabis. Het valt op dat de meeste gebruikers na 1997 niet meer echt met nieuwe middelen hebben geëxperimenteerd, wat erop zou kunnen wijzen dat het gecombineerde gebruik en het experimenteren met verschillende middelen vooral tijdens de eerste jaren van de gebruikscarrière plaatsvinden.
  6. De prijs van 1 gram cocaïne (of wat ervoor moet doorgaan) is gezakt van 55,8 Euro in 1997 naar 48,6 Euro in 2003. De respondenten kopen gemiddeld minder cocaïne dan zes jaar geleden.
  7. Gebruikers geven aan dat ze sinds 1997 meer nadelen hebben ondervonden van hun cocaïnegebruik, en daarom hun gebruik hebben geminderd of zelfs helemaal stopgezet. Voor velen valt het druggebruik niet meer te rijmen met allerlei verantwoordelijkheden en nieuwe rollen in het leven: ze zijn getrouwd, hebben kinderen, een job. Deze gebruikers ervaren nog steeds een aantal positieve effecten van hun gebruik, en de meesten zijn niet van plan om er helemaal mee te stoppen. Ze vinden het leuk, en zeggen niet 'neen' wanneer het hen wordt aangeboden of wanneer ze andere gebruikers ontmoeten. Ze ervaren soms 'craving' (een verlangen naar) maar niettemin zijn ze in staat het gebruik te beperken tot welbepaalde locaties, situaties, omstandigheden en gezelschappen van personen. Precies omwille van hun (nieuwe) verantwoordelijkheden en rollen ervaren zij hun cocaïnegebruik niet steeds meer op een positieve manier en bekijken ze het product gaandeweg op een andere wijze.
  8. Kortom, de spontane processen van zelfregulering zijn nog steeds actief, en worden nog voortdurend verder ontwikkeld en verfijnd. Hun eigen ervaringen met de drug, hun eigen kennis en de informatie van anderen, de informele sociale controle tussen gebruikers onderling en tussen gebruikers en hun (niet-gebruikende) omgeving etc. geven aanleiding tot een complex geheel van ideeën die hen in staat stellen op een 'gecontroleerde' manier met de drug om te gaan.
  9. Tot slot, dergelijk longitudinaal onderzoek toont aan dat patronen van druggebruik voortdurend veranderen, omwille van veranderende persoonlijkheids- en omgevingsfactoren. Drugscarrières zijn dynamisch van aard, en verlopen vaak onregelmatig. Ook de ideeën van gebruikers over hun gebruik en de controle erover veranderen doorheen de tijd. Het is daarom weinig zinnig om een strikt onderscheid te maken tussen 'gecontroleerde' en 'ongecontroleerde' gebruikers. Heel wat onderzoek toont aan dat het beter is om 'controle over druggebruik' te beschrijven als een zich steeds voortzettend proces, eerder dan als een zaak van alles of niets.

Het zijn evenwel fenomenen zoals gecontroleerd gebruik en zelfregulering die nauwkeurig aantonen dat het fout is om een eenzijdige theorie en behandelingsopvatting als het farmacocentrisme b.v., te blijven aanhangen. Verslaving heeft niet zozeer met drugs te maken, het hangt vooral van menselijke ervaringen af. Ondanks de lichamelijke afhankelijkheid die één van de (farmacologische) gevolgen van druggebruik kan zijn, is verslaving niet iets onvermijdelijks.

Bijgedachte: De sociale definitie van drugs en druggebruikers zoals belichaamd in het repressieve drugbeleid dat we kennen, belemmert in grote mate de ontwikkeling en overdracht van normen voor veilig gebruik. Het huidige drugbeleid creëert de voorwaarden voor deviante subculturen van illegaal druggebruik. Men bekrachtigt het stereotiepe negatieve beeld van criminele junkies en belemmert een meer open debat tussen drugsgebruikers en niet-gebruikers. Op die manier wordt de verspreiding van controlegerichte rituelen en sociale sancties omtrent druggebruik in het algemeen bemoeilijkt en de vervreemding van druggebruikers en hun deviantie versterkt.

Valorisatie: publicaties en lezingen

  • DECORTE, T. & SLOCK, S. (2005), The Taming of Cocaine II. Brussel: VUB Press.
  • DECORTE, T. (2005), Cocaïne en crack in Antwerpen. V.A.D.-Berichten, 3
  • CAMBRE, B., DECLERCQ, A. & DECORTE, T. (2005), Evaluating research by returning to the field: a critical inquiry, Paper presented at the First International Congress of Qualitative Inquiry, University of Illinois, Urbana-Champaign, 5-7 mei 2005
  • DECORTE, T. (2005), Cocaïne en crack in Antwerpen (1997-2003), Nieuwsbrief Algemeen Welzijnswerk, 91, 36-39
  • SLOCK , S. & DECORTE, T. (2004), Dynamic patterns of cocaine and crack use. Results of 6-year follow-up study of 77 cocaine and crack users in Antwerp. Presentation at the 15th ESSD Conference, München (Duitsland), 13-15 Oktober 2004
  • DECORTE, T. (2004), Crack use in Antwerp (1996-2003): facts and myths among users. Paper presented at the 15th International Conference on the Reduction of Drug-Related Harm, Melbourne, (Australia), 20-24 April 2004
  • DECORTE, T. & SLOCK, S. (2004), Dynamic patterns of cocaine and crack use: 6-year follow-up study of 77 cocaine and crack users in Antwerp (Belgium). Poster presentation at the 15th International Conference on the Reduction of Drug-Related Harm, Melbourne (Australia), 20-24 April 2004
  • DECORTE, T. (2004), Cocaine and crack use in Belgium. Presentation at the International AGIS Conference 'Building a knowledge-sharing based strategy to prevent and reduce drug related crime and other social problems, particularly in relation to the increasing phenomenon of the misuse of cocaine in urban areas', The Hodson Bay Hotel, Athlone (Ierland), 3-4 maart 2004
  • SLOCK, S. (2004), Follow-up studie naar cocaïnegebruikers: een evenwichtsoefening tussen creativiteit en deontologie bij het opsporen van respondenten na zes jaar, Kwalon, 9(3), 22-26
  • SLOCK, S. & DECORTE, T. (2002), Longitudinal drug research: some methodological issues. Presentation at the 13th ESSD Conference, Helsinki (Finland), 26-28 September 2002