Archeologische opgravingen werpen nieuw licht op de donkere middeleeuwen

(16-07-2025) Veel te lang bleven de donkere middeleeuwen onterecht onderbelicht. Onderzoekers van de Universiteit Gent brengen daar nu verandering in. Zij bundelden alle kennis over de vroege middeleeuwen in een onderzoeksbalans.

Een gouden munt met de inscriptie ‘FIETUR FLANDRES’ (“gemaakt in Vlaanderen”), de eerste houten kerken, boerenerven die het begin van een dorp vormen, sterk uiteenlopende soorten aardewerk, Merovingische graven: allemaal recente archeologische vondsten in Vlaanderen die ons meer vertellen over de vroege middeleeuwen. Een periode die traditioneel als ‘duister’ en ‘barbaars’ wordt getypeerd (de dark ages) maar niets is minder waar. De voorbije decennia bracht archeologisch onderzoek de diversiteit, inventiviteit, het vakmanschap en de internationale connecties van vroegmiddeleeuwse gemeenschappen in Vlaanderen aan het licht.

Veel te lang bleven de donkere middeleeuwen onterecht onderbelicht. Onderzoekers van de Universiteit Gent brengen daar nu verandering in. Zij bundelden alles wat we weten en, misschien nog belangrijker, wat we niet weten over de vroege middeleeuwen in een onderzoeksbalans. Het agentschap Onroerend Erfgoed laat van elke historische periode zo een onderzoeksbalans maken, om alle nieuwe recente archeologische kennis beter te kunnen begrijpen.

Meer archeologische opgravingen, meer nieuwe archeologische kennis

Het archeologisch onderzoek in Vlaanderen zette de laatste 30 jaar grote stappen. Het Europese Verdrag van Valletta (1992) zorgde voor een betere bescherming van het erfgoed in de grond. Dat leidde tot meer en anders georganiseerde opgravingen, en een inhoudelijke shift. Er ontstond een private, commerciële markt voor de uitvoer en rapportage van preventief archeologisch (terrein)onderzoek. Het Vlaamse Onroerenderfgoeddecreet van 2013 heeft deze ontwikkelingen verder versterkt. Hierdoor ontdekken we steeds meer nieuwe puzzelstukken van het verhaal van Vlaanderen.  

Nood aan een actuele onderzoeksbalans 

Om een helder overzicht te hebben van zowel de kenniswinst als de onderzoekshiaten die er nog zijn, laat het agentschap Onroerend Erfgoed een onderzoeksbalans per periode opstellen. Die onderzoeksbalans is een kapstok voor nieuw archeologisch onderzoek en bepaalt mee het erfgoedbeleid in Vlaanderen.

De laatste keer dat in Vlaanderen die stand van zaken werd gemaakt voor de vroege middeleeuwen was in 2008. Het archeologisch onderzoek heeft sindsdien een vlucht genomen. Hoog tijd dus voor een update van de recente data- en kenniswinst voor deze periode uit ons verleden, die we tot voor kort niet zo goed kenden. In opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed werkte een team archeologen van de Vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent aan deze nieuwe stand van zaken. Het resultaat is een lijvig rapport voor archeologen en andere geïnteresseerden, waarmee we het verhaal van Vlaanderen verder kunnen uitdiepen.

Dankzij archeologisch onderzoek schijnt er steeds meer licht over de vroege middeleeuwen

Onderzoeksbalans ArcheologieDat de vroege middeleeuwen donker en duister waren, wordt al langer tegengesproken door kenners. Ook in onze contreien is het een boeiende periode, waarin koningen en krijgsheren strijden om de macht, een periode van opbloeiende economie, vernieuwende politiek en evoluerende cultuur en godsdienst. Dorpen en steden krijgen vorm, abdijen vergaren macht, de mens past het landschap verder aan zijn noden aan, … De vroege middeleeuwen moesten qua voorspoed en vooruitgang in niets onderdoen voor de Romeinen.

En hoewel er best al wat gezegd en geschreven is over die vroege middeleeuwen, blijft het noodzakelijk om te graven in deze periode om ze beter te begrijpen. Dankzij dat onderzoek ontdekken we steeds weer iets nieuws over het leven van toen, wat ook relevant is voor onze huidige samenleving.

Drie nieuwe inzichten

1. De naam Vlaanderen een eeuw ouder dan gedacht

Vlaanderen is vandaag een administratieve regio en deelstaat binnen België, die het noordelijke deel van het land beslaat. Tijdens de middeleeuwen verwees de naam Vlaanderen echter op een ander gebied, dat zich tussen Noordzee, Schelde en Dender uitstrekte en in zuidelijke richting diep het huidige Noord-Frankrijk inliep. De Graaf van Vlaanderen was een machtige vorst, die in principe enkel de koning van Frankrijk en de keizer van het Heilig Roomse Rijk boven zich moest dulden. Dit graafschap ontstond in de vroege middeleeuwen uit een administratieve regio binnen het grotere Frankische rijk, die de pagus Flandrensis genoemd werd. De eerste schriftelijke bewijzen van het bestaan van die pagus stammen uit de 8ste eeuw, en vermoedelijk was het huidige Oudenburg het centrum van die regio.

De vondst van een gouden munt in Norfolk (Verenigd Koninkrijk) leert ons dat de naam Vlaanderen minstens een eeuw ouder is dan gedacht! De munt draagt het opschrift FIETUR FLANDRES, ofwel “gemaakt in Vlaanderen”. Heel waarschijnlijk is de munt geslagen in Oudenburg, waar het Romeinse fort tijdens de vroege middeleeuwen een nieuw leven kreeg.

2. Het christendom was niet dominant in de vroege middeleeuwen

Tot voor enkele decennia speelde het christendom een zeer dominante rol in het dagelijkse leven in West-Europa, en ook in België. Deze godsdienst ontstond zo’n 2000 jaar geleden in het huidige Israël en verspreidde zich doorheen de 2de-3de eeuw naar West-Europa. Archeologisch bewijs voor christelijke pioniers in het huidige Vlaanderen vinden we vooral in Tongeren, waar in de 4de eeuw een nieuw opgericht bisdom zetelde. De bestaande laat-Romeinse stenen kerk wordt er doorheen de vroege middeleeuwen verschillende malen gerenoveerd en uitgebreid, om nog later de huidige Onze-Lieve-Vrouwbasiliek te worden.

Uit historische bronnen weten we dat de missionarissen (bijvoorbeeld Amandus, Eligius of Bavo) vanaf de 7de eeuw kerken en kloosters stichten (zoals in Gent) en dat ze velen inspireerden om elders hetzelfde te doen.

De eerste duidelijke archeologische bewijzen voor kerken stammen uit de periode 650-800 n. Chr. Het gaat dan om eerder kleine houten of stenen gebouwen, die we kerk kunnen noemen door de begravingen die er onder en rond liggen. Maar opvallend genoeg zijn er ook enkele duidelijke archeologische bewijzen voor het bestaan van een niet-christelijke cultus. Het gaat om verschillende ‘deposities’, verzamelingen van verschillende ritueel geplaatste voorwerpen, die vooral gekend zijn uit waterputten. Ze dateren allemaal uit de late 7de-9de eeuw, dus uit de periode dat het christendom zich nog volop aan het verspreiden was. Dus geen blitz-introductie van het christendom, maar een lange overgangsperiode waarbij verschillende religieuze cultussen naast en door elkaar bestonden.

3. Allemaal Frank in de vroege middeleeuwen? Nee, we ontdekken een zeer diverse samenleving

Als we sommige vroegmiddeleeuwse auteurs mogen geloven, zag iedereen die destijds in het huidige Vlaanderen woonde, zichzelf als Frank. Een uniform volk, dat zal ook wel een uniforme materiële cultuur hebben zou je misschien denken: dat is handig voor archeologen!
We weten echter niet of de gewone mensen, de boeren en ambachtslui, zich in die periode identificeerden als Frank, er zijn immers geen teksten nagelaten die hun perspectief vertolken. Maar de denkpiste van uniforme etnische identiteiten is door archeologen en historici al een hele poos verlaten.

Wat weten we dan wel over identiteit tijdens de vroege middeleeuwen? Dat die zeer divers is: naast etnische identiteit zijn er onder andere religieuze, seksuele en gender gerelateerde, sociaaleconomische en leeftijd gebaseerde identiteiten. En ook de culturele groepsidentiteit, waarbij mensen vinden dat ze tot dezelfde groep behoren omdat ze een bepaalde cultuur delen. Dat kunnen gewoontes zijn maar ook materiële dingen, zoals de manier waarop huizen er uit zien en ingedeeld worden.

Dankzij archeologisch onderzoek kunnen we tijdens de vroege middeleeuwen drie grote groepsidentiteiten herkennen: een ‘Noordzee-groep’ in het poldergebied en de regio Brugge-Oudenburg; een ‘Leie-Schelde-Dendergroep’ en een “Kempen-groep” in de Kempen. Deze groepen verschillen onderling vooral in de huizen waarin deze mensen woonden en in het aardewerk dat ze zelf maakten. En die verschillen stopten niet aan de huidige landsgrenzen. De huizen en het aardewerp van de Noordzee-groep zien we terug in andere regio’s aan de Noordzee. De Leie-Schelde-Dendergroep vertoont overeenkomsten met delen van noordelijk Frankrijk, en in de Kempen-groep vormden de huidige Belgische en Nederlandse Kempen één culturele ruimte.

Die geografische identiteiten zijn ontstaan tijdens de late 5de en vroege 6de eeuw, maar hun precieze wortels blijven voorlopig onduidelijk. En hoewel ze zich op vele vlakken duidelijk onderscheidden van elkaar, verschilden ze nauwelijks op andere vlakken. Ze begroeven hun doden allemaal op dezelfde manier en fabriceerden dezelfde soorten glaswerk en juwelen.

Tijdens de 8ste eeuw veranderen die identiteiten plots, en gaan de expliciete verschillen tussen de Noordzeegroep en de Leie-Schelde-Dendergroep vervagen. Vanaf dan bouwen deze gemeenschappen dezelfde huizen en maken ze hetzelfde aardewerk. Een evolutie die de archeologen moeilijk kunnen verklaren, vooral omdat de Noordzeegroep in die periode nog steeds een intens contact heeft met de andere Noordzeevolkeren. In de Kempen vinden deze veranderingen dan weer veel trager plaats.

Meer info 

Lees meer over de onderzoeksbalans op onroerendergoed.be.