Wat is geldelijke anciënniteit AAP?

Onder geldelijke anciënniteit verstaan we alle werkervaring die je in je loopbaan binnen en buiten de UGent hebt opgebouwd. Anciënniteit die je buiten de UGent hebt opgebouwd kan onder bepaalde voorwaarden meegenomen worden in de berekening van je salaris

Geldelijke anciënniteit voor het AAP

De geldelijke anciënniteit van het AAP wordt berekend rekening houdend met de verworven wetenschappelijke anciënniteit en met de hiernavolgende bepalingen:

Onder wetenschappelijke anciënniteit wordt verstaan:

  1. de duur van de mandaatanciënniteit zoals bedoeld in artikel V.30 van de Codex Hoger Onderwijs voor zover het een aanstelling in een dienstverband van ten minste 50% betreft. Voor de toepassing van deze mandaatanciënniteit worden de jaren gepresteerd als bursaal hiermee gelijkgesteld;
  2. de duur van de aanstelling in een dienstverband van ten minste 50% aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, ongeacht de financieringsbron, met dien verstande dat het gaat om een opdracht die wetenschappelijke activiteiten omvat (inclusief activiteiten bedoeld in artikel V.7 van de Codex Hoger Onderwijs). De jaren gepresteerd als bursaal worden hiermee gelijkgesteld;
  3. de duur van de aanstelling in een dienstverband van ten minste 50% aan een andere universiteit dan bedoeld in punt b) of aan een binnen- of buitenlandse wetenschappelijke instelling, met dien verstande dat het gaat om een opdracht die wetenschappelijke activiteiten omvat en voor zover het universiteitsbestuur de geleverde prestaties als zodanig erkent. De jaren gepresteerd als bursaal worden hiermee gelijkgesteld;
  4. de duur van de vrijwillig verrichte wetenschappelijke activiteiten in een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap voor zover de omvang van deze activiteiten ten minste 50% bedraagt van een normale voltijdse taakvervulling en voor zover het universiteitsbestuur het verrichten van die activiteiten heeft toegestaan bij uitdrukkelijke beslissing;
  5. de duur van relevant geachte, aantoonbaar verrichte wetenschappelijke activiteiten in een hogeschool van de Vlaamse Gemeenschap voor zover de omvang van deze activiteiten ten minste 50% bedraagt van een normale voltijdse taakvervulling;
  6. de duur van relevant geachte, aantoonbaar verrichte (wetenschappelijke)activiteiten in een binnen- of buitenlands bedrijf of kennisinstelling voor zover de omvang van deze activiteiten ten minste 50% bedraagt van een normale voltijdse taakvervulling;
  7. de duur van de aanstelling als wetenschappelijk personeel aan Universiteit Gent na het begin van de aanstelling, ongeacht de omvang van het dienstverband;
  8. de helft van de duur van de aanstelling bedoeld onder a), b), c), d), e), f), indien het een dienstverband van minder dan 50% betreft;
  9. de duur van onderwijsopdrachten in het hoger of het secundair onderwijs voor zover het minstens een halve uurrooster betreft wordt meegerekend als inschalingsanciënniteit. Indien de onderwijsopdrachten minder dan een halve uurrooster belopen, wordt de helft van de duur als inschalingsanciënniteit in rekening gebracht.

De duur van de aanstelling wordt berekend per kalendermaand: onvolledige maanden worden niet meegerekend. De totale omvang van de inschalingsanciënniteit kan nooit de nominale duur van de in aanmerking komende periodes overschrijden. Geldelijke anciënniteit wordt uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Deze nemen steeds een aanvang op de eerste van een maand. Indien de startdatum niet de eerste van een maand is, wordt de anciënniteit berekend vanaf de eerste van de maand die volgt op de datum van aanwerving.