De niet-competitieve onderzoeksfinanciering: een verhaal van vertrouwen en vrijheid

(06-09-2023) Begin juli keurde de UGent de niet-competitieve onderzoeksfinanciering goed. In personeelsmagazine UGent'ers praat Rik Van de Walle over het hoe en waarom van deze vooruitstrevende beslissing.

Aan het begin van de zomervakantie zette onze universiteit een nieuwe stap richting meer vertrouwen en vrijheid op het vlak van wetenschappelijk onderzoek. Na de loopbaanmodellen werd nu ook de niet-competitieve basisfinanciering goedgekeurd. Binnenkort krijgen professoren een vrij te besteden bedrag toegekend, zonder dat ze daarvoor in competitie moeten treden met hun collega’s binnen de universiteit. “De competitie is te groot geworden. We willen álle onderzoekers kansen geven om het onderzoek uit te voeren dat zij willen uitvoeren.” Rector Rik Van de Walle geeft tekst en uitleg.

Van kwantiteit naar kwaliteit

“Het basisidee is eenvoudig: als je prof bent aan de UGent en je hebt een onderzoeksopdracht, dan krijg je basisfinanciering”, legt Rik uit. “Je hoeft er geen zware procedure voor te doorlopen. En vooral, je moet niet in competitie treden met je collega's. Het geld mag je bovendien vrij besteden, op voorwaarde dat je het inzet voor wetenschappelijk onderzoek. Of de middelen worden gebruikt voor de financiering van personeel, werking of infrastructuur: professoren moeten daarover autonoom kunnen beslissen.”

Het is een verkiezingsbelofte van Rik en Mieke die nu concreet vorm krijgt. “Zoveel mogelijk vertrouwen geven aan UGent’ers is zowat onze mantra geworden. In dit geval gaat het over vertrouwen in professoren en in de faculteiten. Aanwervingen en evaluaties van professoren komen in essentie binnen de faculteiten tot stand. Dat gebeurt op een zorgvuldige manier. Het is dan toch wel vreemd dat tot dusver niet alle professoren onderzoeksmiddelen kregen van de eigen universiteit. Wij maken daar komaf mee.”

Weg van de rat race

De context buiten de UGent speelde mee. “De competitiviteit onder onderzoekers is de voorbije jaren enorm toegenomen”, legt Rik uit. “De slaagcijfers om een FWO- of een Europees project te behalen zijn zeer laag. Er is een enorm onevenwichtig tussen het aantal aanvragen en het aantal goedgekeurde projecten. Het is niet meer te verantwoorden dat onderzoekers zonder enige garantie op succes zoveel tijd steken in het schrijven van onderzoeksvoorstellen. Dat leidt tot frustratie, stress en zelfs demotivatie.”

“Ook intern is er veel concurrentie. We stellen vast dat er best wel wat mensen zijn die bijna nooit financiering krijgen van het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). Hoewel ze onderzoeksactief zijn en volgens hun evaluaties goed presteren, komen ze er in het eigen BOF-instrumentarium kennelijk niet of nauwelijks aan te pas. Dat is onwenselijk. Met de basisfinanciering willen we álle onderzoeksactieve ZAP-leden onderzoeksmiddelen bieden.”

Een belangrijke nuance is dat een groot deel van de UGent-onderzoeksfinanciering ook in de toekomst competitief blijft worden toegekend. “Vandaag wordt ongeveer 5% niet-competitief toegekend. We trekken dat nu op naar zo’n 15 procent. Een verdrievoudiging dus. We hopen dat dit onze proffen een stuk mentale rust kan geven. Als je pech hebt en een FWO-aanvraag of een aanvraag voor Europese onderzoeksfinanciering levert niets op, of een contract met een bedrijf waarop je had gehoopt wordt finaal niet afgesloten, dan heb je vanaf nu de zekerheid over een minimale hoeveelheid onderzoeksmiddelen. Een groot verschil dus met de huidige situatie, waarbij iedereen (tegen elkaar) voor elke euro moet strijden.”

Academische vrijheid

De woorden die tijdens het interview het vaakst vallen zijn ‘vertrouwen’ en ‘vrijheid’. “Daar draait het allemaal om: academische vrijheid”, benadrukt Rik stellig. “Het is superbelangrijk dat academici de kans krijgen om het onderzoek uit te voeren dat zij willen uitvoeren. Het komt pakweg de rector, de vicerector, de raad van bestuur of de Onderzoeksraad niet toe om hun onderzoeksthema's vast te leggen. Onderzoekers kiezen hun thema’s zelf. Wetenschappelijk onderzoek mag op termijn vermarktbaar zijn maar het hoéft dat niet te zijn. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, louter uitgevoerd omwille van de intrinsieke waarde van nieuwe kennis, is van cruciaal belang. Daarom wordt aan de besteding van de basisfinanciering geen enkele inhoudelijke beperking opgelegd.”

“De basisfinanciering vergemakkelijkt ook samenwerking over grenzen van onderzoeksdomeinen heen. Het bedrag is substantieel, zodat, als je met twee of meer bent en je legt de middelen samen, je interdisciplinaire onderzoekstrajecten kan opzetten. Maar ook dit weze gezegd en benadrukt: er is helemaal niets mis wanneer een prof beslist om de basisfinanciering monodisciplinair te besteden.”

En de toekenning van basisfinanciering biedt nóg een interessante mogelijkheid: ze laat toe om eens een wetenschappelijk risico te nemen. “Onderzoekers zijn experts in een bepaald domein, maar stel dat ze een opportuniteit krijgen om in een ander domein iets te proberen of zelfs overwegen om van vakgebied te veranderen. Met de zekerheid van de basisfinanciering kunnen ze nieuwe pistes verkennen. Of ze kunnen meer risicovol onderzoek doen: starten zonder zekerheid rond de resultaten die het wel of niet zal opleveren. Kortom: de basisfinanciering geeft onderzoekers ademruimte en vrijheid. Daar is het ons in wezen om te doen.”

Meer info

Een vraag over de niet-competitieve onderzoeksfinanciering? Vind het antwoord in een eerste FAQ rond de algemene bepalingen en in een tweede FAQ rond de toekenningsmodaliteiten.