Proeven met honden en katten
Klinische studies met honden of katten
De diergeneeskunde steunt, net zoals de geneeskunde voor de mens, op wetenschappelijk onderzoek. In het laatste stadium van onderzoek wordt de werking van beloftevolle nieuwe medische behandelingen in het lichaam onderzocht: dit zijn klinische studies. Mensen kunnen aan klinische studies deelnemen als patiënt of als gezonde vrijwilliger. De proeven aan de UGent met gezelschapsdieren zoals honden en katten zijn vrijwel steeds klinische studies, voor medische behandelingen voor deze diersoorten zelf. Het overgrote deel van zulke studies gebeurt met dieren van particuliere huisdiereigenaars: voor honden en katten was dit zo bij respectievelijk 97 en 98% van de proeven over de laatste 10 jaar. Net als bij mensen kunnen dit gezonde dieren of patiënten zijn.
Klinische studies zijn dierproeven
Deze klinische studies worden steeds als ‘dierproeven’ aangemeld en voorgelegd aan de wettelijk bevoegde ethische commissie. Om met dieren van particuliere eigenaars te mogen werken moeten onderzoekers bovendien per studie een zogenaamde ontheffing aanvragen aan de Vlaamse overheid, die dan een advies aanvraagt bij de Vlaamse Proefdierencommissie.
Deze ‘dierproeven’ zijn absoluut onmisbaar voor de diergeneeskunde, en dus voor het welzijn van talloze honden, katten en andere gezelschapsdieren.
In de Kliniek Kleine Huisdieren van de UGent kunnen honden- en katteneigenaren ervoor kiezen om hun dier te laten deelnemen aan een bepaalde studie na een mondelinge toelichting door een dierenarts en na het ondertekenen van een geïnformeerde toestemming.
Voorbeeld: bepalen van referentiewaarden in bloed
Bij het ontwikkelen van een nieuwe diagnostische test voor honden moeten onderzoekers ook referentiewaarden bepalen: deze bakenen af welke bloedwaarden bijvoorbeeld normaal zijn, en welke afwijkend (wat kan wijzen op aandoeningen). Hiervoor moet een bloedstaal van minstens 40 gezonde dieren genomen worden. Het spreekt voor zich dat zoiets niet getest kan worden bij een andere diersoort dan de hond zelf.
Voordelen voor de soort én voor het individuele dier
De onderzoeken met honden en katten aan de UGent hebben vrijwel steeds het doel om de diergeneeskundige kennis rond de oorzaak, diagnose of behandeling van ziekten specifiek bij honden en katten zelf te verbeteren. Dit gaat overigens ook op voor studies voor bijvoorbeeld runder- of paardengeneeskunde.
Voor de patiënt-dieren die deelnemen aan studies zijn hier bepaalde voordelen aan verbonden, zoals nauwgezette gezondheidsopvolging of toegang tot bepaalde medicijnen die (nog) niet op de markt zijn.
Voorbeeld: vroege screening naar ouderdomsziekten
In een recent onderzoek naar screening voor vroege chronische nierziekte bij katten werden 259 ogenschijnlijk gezonde eigenaarskatten van middelbare en oudere leeftijd gescreend door middel van een uitgebreide vragenlijst, een grondig lichamelijk onderzoek, bloeddrukmeting, en volledig bloed- en urineonderzoek. 201 oudere katten werden vervolgens door hun eigenaars gedurende twee jaar om de zes maanden vrijwillig aangeboden voor een controle. Bij maar liefst 21% van deze katten werden bij aanvang van de studie ziekten zoals chronische nierziekte of een schildklieraandoening (hyperthyroïdie) ontdekt. Dankzij dit onderzoek kon voor deze dieren vroegtijdig een gepaste behandeling ingesteld worden, met een betere levenskwaliteit en hogere levensverwachting. De (nog) milde symptomen waren niet opgemerkt door de eigenaars zelf.
Elk jaar rapporteert de UGent hoeveel honden en katten betrokken waren in proeven. In deze rapportering worden ook studies zoals bovenstaande opgenomen. Dat dit type studies als dierproeven in de statistieken terechtkomt is bij het publiek amper geweten.
Mens en dier: “One Health”
Vaak wordt vergeten dat de diergeneeskunde ook sterk steunt op inzichten uit de menselijke geneeskunde. Men kan deze kennisdomeinen niet van elkaar loskoppelen: vele diergeneeskundige behandelingen zijn immers gebaseerd op behandelingen voor de mens. Er wordt wereldwijd veel meer onderzoek verricht naar humane geneeskunde dan bijvoorbeeld hondengeneeskunde.
Deze aanpak kadert in het One Health principe: het nastreven van een holistische benadering in gezondheidsonderzoek bij mens, dier, hun omgeving en de maatschappij.
Voorbeeld: hartritmestoornissen bij de hond
Aan de UGent werd een katheter-ingreep voor de behandeling van hartritmestoornissen ‘vertaald’ van de mens naar de hond. Na praktische validatie van de behandeling bij acht proefhonden werd de techniek toegepast bij vijf eigenaarsdieren. Omdat de behandeling van deze honden ook in het klinisch doctoraatsonderzoek paste, werden al deze aantallen dus ook gerapporteerd als dierproeven. Dankzij dit onderzoek hebben honden met hartritmestoornissen nu toegang tot een nieuwe behandeling.
Welzijn van de dieren op de eerste plaats
Vaak zijn er goede redenen om zoveel mogelijk te kiezen voor dieren van particuliere eigenaars. In enkele gevallen (2-3% van de proeven) worden zogenaamde proefhonden of -katten gebruikt. Dit zijn dieren die voor dit doel gefokt en gehouden worden.
Er wordt zeer goed gewaakt over het welzijn van deze dieren. Verzorgers en onderzoekers nemen de tijd om correct om te gaan met de dieren. Ze zijn getraind om elk signaal van onbehagen te herkennen. Zo kunnen ze rekening houden met het individuele karakter van elk dier. Vrijwilligers gaan regelmatig op pad met de honden, en voor de katten is er een knuffelprogramma. Bovendien worden de honden en katten getraind om zich vertrouwd te voelen met bijvoorbeeld het gaan zitten op de weegschaal.
Na de maximumleeftijd waarop proefhonden -en katten gebruikt worden, treedt een succesvol adoptieprogramma in werking. Verzorgers en dierenartsen garanderen een vlotte overgang voor het dier naar diens nieuwe omgeving d.m.v. een uitgebreide screening en langdurige begeleiding van de nieuwe eigenaar voor en na adoptie.
Voor onderwijsactiviteiten in kader van de opleiding van dierenartsen brengen studenten vrijwillig zelf hun eigen hond mee, na een inschatting of het dier daar voldoende sociaal voor is.
Maatschappelijk gevoelige diersoorten
Honden en katten zijn bij uitstek diersoorten waar veel mensen een nauwe, vaak erg emotionele band mee hebben. Om die reden krijgen deze soorten ook bovengemiddelde aandacht in het maatschappelijke debat over het gebruik van dieren in onderzoek. De UGent hoopt met de informatie op deze pagina dan ook bij te dragen aan de maatschappelijke kennis over het onderzoek in katten- en hondengeneeskunde, en de onmisbare rol die o.m. klinische studies daarin spelen. Ook de nuancering van het beeld dat men heeft bij de term ‘dierproeven’ is een belangrijk doel.
Nog meer voorbeelden
Enkele andere voorbeelden van onderzoek ten voordele van de gezondheid en het welzijn van katten en honden:
Voorbeeld: duurzamere voeding voor honden en katten
Honden en katten zijn vleeseters en hebben dierlijke eiwitten nodig, maar de productie ervan heeft een aanzienlijke ecologische impact. Bovendien wordt verwacht dat dierlijke bijproducten, die nu veel in diervoeding worden gebruikt en wel duurzaam zijn, schaarser zullen worden door veranderende eetgewoonten bij mensen. Daarom zoeken onderzoekers aan de UGent naar duurzamere alternatieven, zoals bijvoorbeeld insecteneiwitten.
Voordat nieuwe eiwitbronnen aan honden of katten worden gevoerd, worden deze eerst getest in laboratoria (in vitro). Op basis van deze testen (bv. in vitro eiwitverteerbaarheid, in vitro fermentatie testen) worden één of enkele opties geselecteerd voor verdere studies bij honden of katten. Zo kunnen de onderzoekers het gebruik van proefdieren zo veel mogelijk beperken. Studies zoals deze zijn wel essentieel om te garanderen dat nieuwe eiwitbronnen niet alleen duurzaam, maar ook gezond en smakelijk zijn voor onze huisdieren.
Voorbeeld: chirurgische behandeling van kanker
Ook honden en katten krijgen soms kanker. Voor de meeste tumoren is chirurgische verwijdering dan nog steeds de beste behandelmethode, maar tijdens zo’n ingreep moet de chirurg kunnen bepalen welk weefsel moet weggesneden worden en welk behouden kan blijven. Als te weinig weefsel wordt verwijderd, keert de kanker terug. Maar als te veel weefsel wordt verwijderd, is de impact op de organen groter dan nodig: ook dit is niet wenselijk. Bij honden met kanker worden nieuwe fluorescente kleurstoffen gebruikt die goed kunnen aantonen waar de tumor precies zit. Er wordt onderzoek gedaan naar het meest ideale tijdstip van toediening en de beste dosis, zodat de chirurg het kankerweefsel goed van het normale weefsel kan onderscheiden. Dergelijk onderzoek is nuttig voor dieren met kanker maar de verworven inzichten zijn ook van cruciaal belang voor gelijkaardige toepassingen bij de mensen.
Actuele voorbeelden vind je op de website van de Kliniek Kleine Huisdieren van de UGent.