Hoofdstuk 2: Onderwijsvisie, onderwijsbeleid en kwaliteitscultuur

Sterktes

  • Durf Denken’ is een breed gedragen uitgangspunt dat de eigenheid van de instelling vat. Dat duidelijk signaal wordt verder uitgediept in de onderwijsfilosofie ‘multiperspectivisme’. Het blijven implementeren van het multiperspectivisme als filosofie en methode past binnen de transformatie van het hoger onderwijs in de toekomst.
  • De 6 strategische doelstellingen zijn bottom-up gegroeid in de aanloop naar de eerste instellingsreview in 2016. Deze 6 doelstellingen worden intussen breed gedragen, bieden een eenvoudig en helder kader en weerspiegelen het DNA van de instelling. Het onderwijsbeleid waakt erover dat het strategisch kader geen keurslijf wordt. Daarom beoogt het beleid de realisatie van een optimaal evenwicht tussen centrale sturing en facultaire autonomie. Visie en (nieuw) beleid worden in deze interactie vormgegeven, waardoor de verantwoordelijkheid, het eigenaarschap en de motivatie van faculteiten hoog blijft. Dit evenwicht vereist voortdurende afstemming tussen centrale kaders, noodzakelijke sturing en aandacht voor eigenheid en cultuur van faculteiten en opleidingen.
  • De UGent is een universiteit waarvan men onderbouwd kan poneren dat er een kwaliteitscultuur op het vlak van onderwijs heerst. De UGent heeft sterk betrokken opleidingscommissies, die het kloppend hart vormen van deze kwaliteitscultuur. De opleidingscommissies stippelen het onderwijsbeleid van de opleidingen uit en volgen de onderwijsorganisatie en het verbeterbeleid systematisch op. Deze continue PDCA-cyclus is geborgd en traceerbaar via de online opleidingsmonitors die op elk moment alle aspecten van deze cyclus samenbrengen en visualiseren voor alle betrokkenen binnen de opleiding en de faculteit.
  • De UGent kan rekenen op gepassioneerde lesgevers die instaan voor kwalitatief hoogstaand academisch onderwijs. UGent-lesgevers zijn ook uitstekende onderzoekers. Studenten en alumni bevestigen dat ze wetenschappelijk en kritisch gevormd worden aan de UGent. De nauwe verwevenheid tussen onderwijs, onderzoek en kritisch denken wordt erg gewaardeerd en is ook duidelijk zichtbaar bij de excellent gerealiseerde operationele doelstellingen in de monitors.
  • De UGent is trots op de sterke studentenvertegenwoordiging die ze van oudsher kent. Studenten worden op alle niveaus (centraal, faculteit en opleiding) betrokken, ze zijn lid van alle raden, commissies en werkgroepen waar onderwijsthema’s worden behandeld, en ze schrijven er mee aan het beleid. Studentenvertegenwoordigers nemen hun opdracht met toewijding op en geven aan dat er echt naar hen geluisterd wordt.
  • De UGent heeft de zes strategische doelstellingen in cocreatie vertaald naar gemeenschappelijke operationele doelstellingen op centraal, facultair en opleidingsniveau. Daardoor is het voor alle betrokkenen duidelijk waar de UGent naar streeft op het vlak van onderwijs en wordt binnen de hele universiteit dezelfde taal gesproken. De zelfreflectie van opleidingen en faculteiten op de mate waarin de operationele doelstellingen worden gerealiseerd (Check) blijkt goed overeen te komen met de beschikbare data, evidence en kwalitatieve gegevens, en is dus zeer accuraat. Opleidingen en faculteiten zijn zich bewust van de aandachtspunten, hebben niet de neiging tot window dressing en formuleren een effectief verbeterbeleid. Het ‘onderwijs van de toekomst’ zet verder in op de zes strategische doelstellingen als basis van het onderwijsbeleid met een verdere inhoudelijke uitdieping op drie bijkomende speerpunten: (1) future-proof curricula, (2) levenslang leren, en (3) Blend@UGent. Deze verdieping en verrijking zal in de toekomst ongetwijfeld resulteren in aanpassingen van de operationele doelstellingen op de drie niveaus.
  • De centraal ontwikkelde en instellingsbrede monitoringinstrumenten (vakfeedback, opleidingsfeedback, masterproefbevraging, lesgeversbevraging, alumnibevraging), samen met de datarapporten en het veelvuldig onderwijsoverleg, leveren via de integratie in UGI bruikbare indicatoren op die ondersteunend en richtinggevend werken voor systematische zelfreflectie, dialoog en verbeteracties. Kenmerkend binnen de instelling is ook de transparantie en openheid waarmee gegevens uit monitoring tussen faculteiten en opleidingen gedeeld worden, waardoor steeds een benchmark mogelijk is op de verschillende niveaus binnen de instelling.
  • De onderwijsmonitors laten toe om overzichtelijke kwaliteitsverbeterplannen te genereren waarbij de actiepunten, de verantwoordelijken, de timing en de progressie zichtbaar worden.
  • Er is een sterk partnerschap tussen de Directie Onderwijsaangelegenheden en de faculteiten dat gebaseerd is op vertrouwen, dialoog, kritische reflectie en cocreatie. Deze goede samenwerking zorgt voor een uitstekende afstemming in de uitvoering van centrale onderwijsprocessen en doorvertaling van deze processen naar de faculteiten. Er wordt hierbij ook sterk ingezet op leren van elkaar door het regelmatig samenbrengen van mensen die dezelfde onderwijsfuncties vervullen in de verschillende faculteiten (monitoraatsmedewerkers, trajectbegeleiders, medewerkers van de facultaire studentenadministratie, medewerkers onderwijsinternationalisering, kwaliteitszorgmedewerkers), en door regelmatig overleg met de onderwijsdirecteurs en het organiseren van een lerend netwerk voor voorzitters van opleidingscommissies. Via de facultaire onderwijsmonitor voeren de faculteiten minstens jaarlijks een kritische reflectie uit op het eigen onderwijsbeleid, de interne kwaliteitscultuur en de realisatie van de universiteitsbrede beleidslijnen. Deze reflectie wordt jaarlijks besproken met de Directie Onderwijsaangelegenheden. De resultaten van deze gesprekken alsook de aggregatie van de facultaire en opleidingsmonitors voeden op hun beurt de centrale monitor en de acties die de Directie Onderwijsaangelegenheden neemt om de faculteiten en opleidingen nog beter te ondersteunen.
  • Het verbeterbeleid staat op de 3 niveaus in onderlinge verbinding via de voorzitter van de Opleidingscommissie, de facultaire onderwijsdirecteur, de directeur Onderwijsaangelegenheden, de rector/ vicerector, en de Raad van bestuur/Bestuurscollege. Deze verbondenheid zorgt voor een kwaliteitscultuur waarin alle betrokkenen bijdragen aan kwaliteitsverbetering en innovatie.
  • Tijdens de pandemie bleken de formele en informele overlegstructuren, de communicatielijnen en het partnerschap op de 3 niveaus, de kwalitatieve en kwantitatieve monitoring- en evaluatie-instrumenten, de kwaliteitscultuur en het risicomanagement robuust genoeg voor het nemen van passende crisismaatregelen.

Aandachtspunten

  • Het opleidingsaanbod kan zelf meer getuige zijn van het multiperspectivisme dat de UGent wil realiseren. Hoewel het onderzoek aan de UGent in de voorbije jaren meer en meer multidisciplinair werd, zijn de initiatieven om dit ook binnen opleidingen te verankeren nog beperkt. De manier waarop de UGent georganiseerd is, met structuren en een personeels- en financieel beleid binnen faculteiten, werpt hier drempels op. In lijn met de criteria voor de future-proof curricula, zal het belangrijk zijn dat alle opleidingen in de komende jaren generieke competenties, multi- en interdisciplinariteit, internationalisering, maatschappelijke verankering en flexibele leerwegen meer en beter integreren in hun curricula. Hiervoor werden intussen twintig pilootprojecten geselecteerd die deze implementatie in 2022-2023 opstartten. Deze vormen proeftuinen voor de verdere realisatie van de future-proof curricula in de andere opleidingen in de komende vijf jaar. De UGent zal hiervoor ook soepeler en flexibeler moeten omgaan met de wijze waarop we georganiseerd zijn. Hierover is een denkproces opgestart.
  • De inbreng van externe stakeholders, en meer in het bijzonder van internationale onafhankelijke peers die de inhoud van de opleidingsprogramma’s evalueren, is in veel opleidingen nog in de planningsfase. Er zijn daartoe duidelijke kaders en ondersteuningsinitiatieven ontwikkeld, maar de implementatie komt traag op gang, mede ook door de pandemie. De volgende drie jaar zal er door de faculteiten en het Onderwijskwaliteitsbureau nauw op toe gezien moeten worden dat de externe internationale blik ingezet wordt om te toetsen of elk opleidingsprogramma aan de maat is. Binnen de context van Enlight zullen voor opleidingen die dit wensen hiervoor mogelijkheden worden gecreëerd.
  • De grote betrokkenheid van studenten, lesgevers en onderwijsondersteuners op alle niveaus van beleidsvoering en beleidsuitvoering houdt een risico in van overbevraging en overbelasting van deze groepen, wat kan leiden tot verminderen of stoppen met hun engagement. Een optimaal evenwicht zal hier gevonden moeten worden. Een billijke erkenning voor studenten en lesgevers die zich in beleidsfuncties engageren is tevens belangrijk. Voor lesgevers is deze erkenning ingebouwd in het nieuwe ZAP-loopbaanmodel. Voor studenten werd recent een systeem ontwikkeld waarbij vrijwillig engagement via badges wordt erkend. Specifieke badges worden ook ontwikkeld voor het engagement van studentenvertegenwoordigers.
  • De UGent heeft enkele jaren geleden m.b.t. de internationalisering van het onderwijs de ambitie vooropgesteld dat 25% van de studenten afstudeert met een buitenlandse uitwisselingservaring. Het expliciteren van dit streefcijfer op het vlak van studentenmobiliteit en de continue rapportering daarover in UGI heeft sinds 2016 een positieve dynamiek op gang gebracht. Nochtans stagneert sinds enkele jaren het aantal afgestudeerden met buitenlandse ervaring. Deze plafonnering duidt erop dat mobiliteit voor veel studenten nog niet vanzelfsprekend is en gerichte acties blijvend nodig zullen zijn. Meer algemeen geven studenten aan dat ze nog te weinig worden aangemoedigd voor een buitenlandervaring, te weinig in contact komen met internationale studenten, en ook te weinig internationalisation@home-activiteiten meemaken. Het is duidelijk dat nog niet alle studenten die aan de UGent afstuderen de nodige internationale en interculturele competenties verwerven. Studenten geven aan weinig in contact te komen met internationale lesgevers. De verhouding internationale personeelsleden bij doctoraatsstudenten en postdoctorale medewerkers is relatief evenwichtig (respectievelijk 48 en 38%). Studenten komen met deze medewerkers in contact via practica en begeleiding van masterproe- ven. Het aantal internationale professoren is echter nog beperkt. Professoren zijn ook weinig betrokken in internationale onderwijsmobiliteit. Er is hier nog ruimte voor verbetering.
  • Studenten zelf, maar ook de opleidingen en de faculteiten, geven aan dat studenten meer kansen zouden moeten krijgen om competenties te verwerven rond specifieke thema’s zoals duurzaamheid, ondernemen en maatschappelijk engagement. In de afgelopen jaren werden hier al heel wat stappen gezet, maar de zichtbaar- heid en impact zijn in heel wat opleidingen nog te beperkt.
  • Studenten geven ook aan weinig diversiteitscompetenties aangereikt te krijgen. Meer aandacht voor diversiteit in de onderwijspraktijk en voor studenten met een migratieachtergrond, lagere sociaal-economische status, internationale studenten en werkstudenten is nodig. Uitdagingen zijn hierbij niet enkel de instroom – een studentenpopulatie die een betere afspiegeling is van de maatschappelijke diversiteit – maar ook de doorstroom van deze studentengroepen.
  • Faculteiten uiten de wens om een betere afstemming te realiseren tussen het personeels-, onderzoeks-, en onderwijsbeleid binnen hun faculteit. Een meer geïntegreerde benadering van het kwaliteitsverbeterplan voor onderwijs met het personeels- en onderzoeksbeleidsplan, moet ervoor zorgen dat de middelen optimaler worden inzetten en de investering voor onderwijs ook op opleidingsniveau verder worden geoptimaliseerd.
  • Het zorgen voor voldoende investeringen in en onderhoud van adequate infrastructuur en voorzieningen op de diverse campussen is een grote uitdaging. De UGent heeft meer dan 20 campussen verspreid in Gent, met meer dan 400 auditoria en leslokalen die zich vaak bevinden in historisch patrimonium, met de bijbehorende logistieke uitdagingen o.a. voor de roostering. De onderwijsinfrastructuur is op dit moment nog vrij klassiek en gefocust op ex-cathedraonderwijs. De evolutie naar de ‘campus van de toekomst’ met flexibele (onderwijs) ruimtes die gericht zijn op activerend leren, ontmoeting en verbondenheid, en blend@UGent, dient te versnellen. Binnen het Apollo 8 project worden op dit moment bijzondere infrastructurele inspanningen gedaan voor het activerend, hybride en interactief on campus onderwijs van de toekomst, naast investeringen voor de volgende generatie digitale leeromgeving.